Sceatta's zijn kleine muntjes met een opmerkelijk hoog reliëf die van het jaar 670 tot 750 in gebruik waren voor de handel op de Noordzee. De oorsprong ligt in de kleine gouden tremisses, Romeinse muntjes die ook na vertrek van de Romeinen door lokale heersers zijn geslagen. Het goudgehalte daalde in de loop van de tijd totdat alleen zilver was overgebleven.

Er zijn meerdere soorten van deze muntjes bekend, waarbij elke soort in de literatuur door een serieletter wordt aangeduid. In het dossier behorend bij deze categorie worden deze series beschreven. De oudste series stammen uit de Angelsaksisch koninkrijken langs de oostkust van het huidige Engeland. In de Groot-Friese gebieden werd het gebruik van deze muntstandaard overgenomen en na verloop van tijd werd een eigen ontwerp in gebruik genomen. De muntslag van de eerste serie komt ruwweg overeen met de regeringsperiode van de Friese koning Radboud (670-719). Deze en daaropvolgende series zijn ook overvloedig teruggevonden in de Angelsaksische gebieden, wat erop duidt dat er op grote schaal goederen van Engeland naar het vasteland moeten zijn geëxporteerd. Niet vast te stellen is wat voor soort goederen dat dan geweest zullen zijn. Wellicht betrof het zaken als wol, die niet teruggevonden worden in archeologische vondsten. Enige decennia later werden ook in Denemarken sceatta’s geslagen. Ook hier zijn kleine hoeveelheden van de vroege Angelsaksische series gevonden, maar de grote meerderheid bestaat uit de lokaal geslagen series die ook in de Friese en Angelsaksische gebieden zijn teruggevonden.

Eén van de belangrijkste en rijkste vindplaatsen is het strand van Domburg. Op geen enkele plaats in Europa is zo’n grote concentratie van sceatta's aangetroffen als hier, afkomstig uit alle tijdperken en plaatsen. Eén van de belangrijkste handelsplaatsen van de Friezen, in de weinig beschikbare bronnen aangeduid als Walichrum, is hiervan de oorsprong. Helaas bestaan er verder geen geschreven bronnen die ons iets kunnen vertellen over deze handelsplaats, maar het moet vanaf de vroege middeleeuwen achter de duinenrij hebben gelegen. Op een gegeven moment moet de nederzetting door de zich naar binnen verplaatsende duinenrij zijn bedolven. Omdat de duinen zich steeds verder bleven verplaatsten, liggen de overblijfselen van de plaats nu in zee.

Een tweede vindplaats is Westenschouwen. Het aantal verschillende soorten sceatta's is hier veel beperkter dan in Domburg, wat doet vermoeden dat de periode van handelsactiviteiten veel korter was. Ook zijn de muntjes veel sterker aan erosie onderhevig geweest.

Helaas is veel informatie over de omstandigheden rond de vondsten verloren gegaan. Er moeten grafschenkingen, roulerend handelskapitaal en verborgen spaargeld zijn geweest, maar door de invloed van de natuurlijke elementen en de manier van opgraven is dat onderscheid verloren gegaan.

In het werk van W. op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg, Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 2004, worden alle bij Domburg en Westenschouwen gevonden sceatta's behandeld. Hiervan bevindt zich zeventig procent in de collectie van het Zeeuws Genootschap en die wordt gedeeltelijk in deze sectie van de Collectie Online getoond.

 

Filter op

Of filter op een specifieke datering
Maak uw keuze of zoek een periode
Maak uw keuze of zoek een verworven van
Maak uw keuze of zoek een vervaardiger
Maak uw keuze of zoek een materiaal
Maak uw keuze of zoek een vindplaats

Sceatta (Thrymsa)

Sceatta Serie A/2a

Sceatta Serie B/27b

Sceatta Serie C/2b

Sceatta Serie D/10

Sceatta Serie D/2c

Sceatta Serie D/8

Sceatta Serie E, Stekelvarken/A