De fossiele botten van zeeroofdieren, dolfijnen en walvissen die opgevist zijn in de Zeeuwse stromen behoren tot een uitzonderlijke en belangrijke collectie van het Zeeuws Genootschap. Ongeveer de helft van de collectie is verzameld tussen 1874 en 1930, de andere helft is vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw opgevist. Tot de belangrijkste stukken behoren een Pliocene en twee Pleistocene walrusschedels, een vijftal Laat-Miocene schedels van spitssnuitdolfijnen en een Vroeg-Pliocene schedel van een dwergvinvis. Verder bevinden zich in de collectie een schedel van een dwergvinvis die in 1866 in Terneuzen is gestrand en een embryo van een orka uit 1783 (vermoedelijk de oudst bewaarde opgezette orka ter wereld).
Ook vele op de Zeeuwse stranden verzamelde haaientanden en fossiele gehoorbeentjes, bulla's en periotica van dolfijnen en walvissen behoren tot de collectie. Ze dateren hoofdzakelijk uit het Plioceen tot Midden-Mioceen, hoewel er ook haaientanden uit het Oligoceen en uit het Eoceen gevonden worden. Naast overblijfselen van zeezoogdieren zijn er een aantal andere stukken, waaronder een opgezette maanvis en een opgezette zeeschildpad, een zeeschildpadskelet, vijf gebitten van grote haaien en schedels van neushoornvogels.
Pleistoceen 10.000 jaar tot 1,8 miljoen jaar geleden
Mioceen 5,3 miljoen tot 22,5 miljoen jaar geleden
Oligoceen 22,5 miljoen tot 37,5 miljoen jaar geleden
Eoceen 37,5 miljoen tot 53,5 miljoen jaar geleden