Op 13 januari 1881 deed genootschapsconservator Frederik Nagtglas in de Middelburgsche Courant een oproep objecten te schenken voor de inrichting van een ‘Zeeuwsche Boerenkamer’ om zo het snel verdwijnende ‘eigenaardige oude volksleven’ voor het publiek in het museum zichtbaar te maken. 

Zijn grote voorbeeld was de ‘Hindelooper Kamer’, de stijlkamer die vier jaar eerder in 1877 te zien was geweest op de tentoonstelling bij het vijftigjarig bestaan van het Friesch Genootschap in Leeuwarden. De actie was een groot succes, aangeboden objecten varieerden van lepelrekken en tabaksdozen tot merklappen, vuurtangen, kledingstukken en zelfs een opgezette kat. Ook vaste onderdelen als een oude deur, tegels en een schoorsteenmantel werden aangeboden. Voor het eerst ging het in het museum niet meer om een opstelling van losse objecten, maar om een met zorg samengesteld ensemble.

Anderhalf jaar na de oproep, in augustus 1882, werd de Ouderwetsche Kamer voor publiek opengesteld, al duurde het nog een paar jaar voordat ook de poppen - die speciaal gemaakt moesten worden - hun plaats konden innemen. Een getrouwe weergave van een Zeeuws plattelandsvertrek was het zeker niet, eerder een romantisch samenraapsel van objecten uit verschillende perioden.
Volgens reisgidsen uit die tijd mocht geen toerist het echter overslaan.

 

Filter op

Of filter op een specifieke datering
Maak uw keuze of zoek een periode
Maak uw keuze of zoek een verworven van
Maak uw keuze of zoek een vervaardiger
Maak uw keuze of zoek een materiaal
Maak uw keuze of zoek een vindplaats

Tabernakel

Tempel van Salomo

Snoer met eieren

Punthaak

Paar bloken

Manshoed

Valhoed

Schelphoed