Dossier: Een tastbare herinnering

In de verzamelingen van het Zeeuws Genootschap bevindt zich een zilveren vork waaraan een triest verhaal is gekoppeld. Deze vork, die in 1719 in Middelburg werd gemaakt door een onbekende zilversmid die een vis als zijn meesterteken voerde, draagt op het verbrede uiteinde de initialen I.N. Een verwijzing naar de eerste eigenaar, Jacob Nebbens, die in 1724 aan boord van de Slot ter Hooge op weg naar de Oost het leven liet.

De buitenplaats Slot ter Hooge, gravure uit 1743 naar tekeningen van Cornelis Pronk. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata, ZI-II-0176Het VOC-schip Slot ter Hooge van 160 voet lang was op 12 april 1723 op de Middelburgse werf aan het Balkengat op stapel gezet. Het kreeg zijn naam, zoals in die tijd bij toerbeurt gebruikelijk, van een van de bewindhebbers van de Kamer Zeeland, in dit geval Ewoud van Dishoeck. Hij vernoemde het schip naar zijn gelijknamige buitenplaats even buiten Middelburg. Met de monstering begon men op 20 september 1724. Ruim een maand later, op 31 oktober vertrokken 275 opvarenden - onder wie 183 zeelieden – vanaf de rede van Rammekens onder leiding van kapitein Steven Boghoute naar Batavia. Hoewel deze kapitein al eerder twee succesvolle reizen naar de Oost had gemaakt, zouden de opvarenden hun bestemming nooit bereiken. Voor de kust van Portugal kwam de Slot ter Hooge in een zware storm terecht, waarna het in de nacht van 19 november op de rotsen van het eilandje Porto Santo in de buurt van Madeira aan stukken sloeg. Slechts 37 mensen overleefden de ramp.

De werf van de Oost-Indische Compagnie aan het Balkengat aan het eind van de zeventiende eeuw. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata, ZI-II-0458Vijftien kisten met staven zilver, diverse kisten met Spaanse en Hollandse munten en een grote hoeveelheid waardevolle bezittingen van de officieren en passagiers waren met het schip ten onder gegaan. Het leek de moeite waard te proberen hier iets van te redden. Berichten van de consul in Lissabon die de heren van de Kamer Zeeland meldde dat de Engelsen in staat waren tot op een diepte van 60 à 72 voet objecten te bergen, leidden ertoe dat men contact opnam met ene John Lethbridge. Deze Engelsman uit Devonshire had een duikmachine ontwikkeld, waarmee hij goede resultaten had bereikt: een houten ton met een kijkglas in de bodem en met leren manchetten afgesloten gaten waardoor hij zijn armen kon steken. Liggend op zijn buik kon hij hierin tot een diepte van 22 meter afdalen en speurend door het kijkglas kostbare waren identificeren en oppakken. Met zijn ‘duijkelvat’ bleek hij wel dertig minuten onder water te kunnen blijven. Aan zijn helpers aan de oppervlakte kon hij met behulp van een touw signalen doorgeven. Wanneer hij spullen naar boven wou brengen of de lucht wilde verversen, hesen zij hem op. Frisse lucht werd dan met behulp van blaasbalgen in de duikboot gespoten.

Zilveren baar met stempel van de kamer Zeeland, afkomstig uit het wrak van de Slot ter Hooge. Foto www.nederlandsemunten.nlDe heren van de Kamer Zeeland zagen hier wel wat in en sloten in 1725 een contract met Lethbridge. Zijn salaris zou tien pond sterling per maand bedragen. Daarnaast zouden zijn kosten vergoed worden en zou hem bij goede resultaten een bonus uitgekeerd worden. De hoogte hiervan werd zoals gebruikelijk aan de gulheid van de Kamer Zeeland overgelaten. Op zijn eerste expeditie haalde Lethbridge 349 van de 1500 zilveren staven, bijna alle Spaanse munten en ter waarde van 9067 gulden aan andere munten naar boven. Een spectaculair succes! Een jaar later deed hij een tweede poging en wist hij objecten ter waarde van 190.000 gulden uit het wrak te halen. In 1732, 1733 en 1734 probeerde hij het weer, maar de resultaten waren toen minder opzienbarend. Het laatste restant van de lading werd pas in 1974 door Robert Stenuit naar boven gehaald, die daarvan verslag deed in het National Geographic Magazine van augustus 1975. Dertien zilveren baren uit dit wrak werden in december 1982 bij Christie’s in Amsterdam geveild. De opbrengst van die dertien staven bedroeg maar liefst f 80.000.

Een van de objecten die Lethbridge uit het wrak naar boven haalde, was een vork met de initialen I.N. Een vork die had toebehoord aan onderkoopman Jacob Nebbens. Daar Nebbens het vege lijf in die woeste novembernacht niet had kunnen redden, besloot verantwoordelijk VOC-bewindhebber Thomas Alexander Coninck de vork als aandenken aan Nebbens ouders, de Veerse notaris Jacob Nebbens en zijn echtgenote Sara Bijlaerds, over te dragen.

Meer dan twee eeuwen bleef dit kleinood in de familie bewaard, totdat mr A.H. Nebbens Sterling de vork met een briefje over de herkomst in 1938 aan het Zeeuws Genootschap schonk.

Jan de la Hayze/Katie Heyning

Gerelateerd

Vork Slot ter Hooge

G1938