1877: mes in foedraal, G3710
enige reptilia van de Congo-rivier
andere dieren van de Congo-rivier
1880-1884: enige grote insecten
1893: een Tsetsévlieg
C.H.J.M. Fransen, L.B. Holthuis en J.P.H.M. Adema, Type-catalogue of the Decapod Crustacea in the collections of the Nationaal Natuurhistorisch Museum, with appendices of pre-1900 collectors and material, in: Zoologische Verhandelingen 311, 1997, 249-250
G3648
Zoon van predikant Adrianus Cornelis Kamerman en Susanna Geerdina Aria Dolk. Hij trouwde Rotterdam 1901 met Lazija S. van der Walt. In 1869 werd hij samen met J. de Man aangesteld als surnummerair bij de Mij. tot Exploitatie van Staats Spoorwegen. Daarna ging hij als employé van de Afrikaansche Handels Vereeniging naar West-Afrika. Later werd hij afdelingschef bij de Nieuwe Afrikaansche Handels-Vennootschap die eerst actief was in Congo en later ook in Portugese koloniën als Angola.
In 1889 ging hij als chef van de Hollandsche Huizen in Benguela mee op expeditie de binnenlanden in om het stoffelijk overschot van D.D. Veth op te graven en naar Nederland over te brengen. In 1899 ontving Kamerman te Rotterdam de militaire ridderorde van Jezus Christus van Portugal.
Zijn vader Adrianus Cornelis was de broer van Neeltje Elizabeth Kamerman, de echtgenote van conservator en bestuurder van het Genootschap J.C. de Man.