Voorzijde: Gelauwerd hoofd van Septimus Severus naar rechts, L SEPT SEV PERT AVG IMP X.
Keerzijde: Gevleugelde Victoria lopend naar links, lauwerkrans in rechterhand en trofee over de linkerschouder in de linkerhand. Gevangene links aan de voeten, VICT PARTHICAE.
Gevonden op het strand in december 1835 of januari/februari 1836 door de familie Van der Vate, op 4 maart 1836 door het Zeeuws Genootschap aangekocht.
C.A. Rethaan Macaré, Verhandeling over de bij Domburg gevondene Romeinsche, Frankische, Brittannische, Noordsche en andere munten: voorgedragen in het perpetueel committé van het Zeeuwsch Genootschap der wetenschappen, den 9 october 1837, Middelburg 1838, 11
A.H.G. Fokker, Catalogus der Penningen en Munten in het kabinet van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1869, 60 nr. 388
M.G.A. de Man, Catalogus der numismatische verzameling van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1907, 217