Afkomstig uit het wrak van de Woestduyn, vergaan voor Vlissingen in 1779. De vissen waren door Marinus de Fouw vanuit Batavia meegegeven als geschenk voor zijn broer Jan de Fouw, notaris in Goes. Na diens dood bleven ze in de familie. Bij de schenking horen diverse schriftelijke bewijsstukken, onder meer een brief van de oorspronkelijke schenker.
De vissen verbeelden waarschijnlijk wederzijdse liefde. Een rond gat aan de achterkant wijst erop dat het bestemd was om aan de wand te hangen.