1858: schelpen van de Kauter
1880-1884: exemplaar van de blaasworm, Cysticercus coenurus, de larve van de honden lintworm
1881: lepelrek met zes lepels, G2037, G2004
1882: houten schooltas, G2315
1886: lintworm van een schaap
fragment van een borstbeeld, G2751
1889: mol, gevangen in Walcheren
zilveren snuifdoos
stukje marmer met krijgsman, 790-4
melkkom en kan, G2465
voor 1890: kettinkje met sleutels gevonden Arnemuiden
1890: drie potten
een doofpot, G1990
1891: doosje kanonneerboot Van Speyk, G2087
1892: messenheft
Archief 1893, VII-3, 251
Archief 1982, 1 e.v.
Encyclopedie van Zeeland III, 272
[Als lid van de Afdeling Natuurkundige Wetenschappen:]
1874-1879: (samen met J.H. Snijders) Over de 'brand in het koren' en de middelen daartegen
Over de aardappelziekte
Over zijn onderzoek van de door hem in Walcheren gevonden, verdachte en bepaald vergiftige planten, waaronder vooral de niet schaars voorhanden dolle kervel, in verband beschouwd met wilde selderij
Over drie planten, als geheel nieuw voor de Flora van Walcheren
1889: Over Welsinge en de kerk aldaar in den zogenaamde Welsingepolder [zie Archief 1893, VII-3]
Zoon van Jacobus Walraven en Neeltje de Visser. Volgde een opleiding aan de Geneeskundige School te Middelburg en werd daar in 1841 heel- en vroedmeester. Trouwde 1842 Anna Maria Kooman, vroedvrouw. Lid van de Nederlandsche Botanische Vereeniging. Sinds 1873 beheerder van het Herbarium van het Genootschap. Hun kleinzoon Pieter Adriaan Walraven Platteeuw heeft een eigen persoonskaart op deze site.