Voorzijde: Hoofd met pareldiadeem naar rechts, QVIИT . ISP.
Keerzijde: Drie in elkaar gestrengelde driehoekige figuren of bladeren. Tussen de driehoeken: AB-BA‐Tl, waartussen stippen. Muntmeester Quintilius.
Afgebeeld bij de tweede verhandeling van C.A. Rethaan Macaré in Archief 1856, plaat II nr. 7.
Archief 1856, pl. II, 7
A. De Belfort, Description générale des monnaies mérovingiennes par ordre alphabétique des ateliers dl. I, Parijs 1892, 166 nr. 582
P.O. van der Chijs, De Munten der Frankische en Duitsch-Nederlandsche vorsten, Haarlem 1866, pl. VI, 64
A.H.G. Fokker, Catalogus der Penningen en Munten in het kabinet van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1869, 67 nr. 600
M.G.A. de Man, Catalogus der numismatische verzameling van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1907, 222
W. Op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 32, 869