Deze resten liggen in het Verdronken Land van Zuid-Beveland in de schorren ten noorden van Krabbendijke 'op een half uur gaans van den oostelijken dijk van den Nieuwlande-polder'. De kerk vormde eens het hart van een ringdorp dat in 1530 zwaar werd getroffen en bij de volgende stormvloed in 1532 definitief verdronk. In 1925 werden in opdracht van het Zeeuws Genootschap de restanten opgemeten. Eens stond hier een kruiskerk met een vijfhoekig koor van in totaal bijna 67 meter lang.
Inzet: Sleeswijks kaart van Zeeland, ca 1920.