Mannelijk exemplaar.
Heeft een opvallende rode kuif en een geelgroene rug. Met hun scherpe snavel hakken ze een nest in oude loofbomen. Foerageert op de grond op zoek naar insecten en mieren. Het zijn standvogels waarvan er nog zo'n 10.000 broedparen in ons land zijn, vooral in het zuidoosten en in Zeeland. Heeft een kenmerkende, lachende roep. Vroeger werd hij ook wel waterspecht genoemd.