IJsvogels hebben een korte staart, een grote kop en lange snavel. In de vlucht is de vogel een blauwe flits. Zittend op een tak boven bij voorkeur stromend water, speuren ze naar visjes die ze met een snelle duik vangen. Mannetje en vrouwtje hebben hetzelfde fraaie verenkleed, alleen heeft het vrouwtje een oranjerode snavelonderkant. Ze graven een tunnel van minimaal een halve meter in oeverwanden, en maken achterin een ronde nestruimte bekleed met veertjes. Ze hebben meestal meerdere legsels per seizoen.