Voorzijde: Het leger van Mendoza houdt zich bij Tienen verscholen achter de verschansing, ondanks dat het Staatse leger onder Maurits zeer dicht genaderd is. In een wolk het Hebreeuwse woord JHWH (de onuitspreekbare naam van God). QVI DEVS AD THENAS LATITANTEM TERRVIT HOSTEM (De God die de bij Tienen verschuilende vijand angst aanjoeg)
Keerzijde: De stad Grave met het goed verschanste leger van Maurits, terwijl in de verte het leger van Mendoza nadert. HIC DEVS AVRAICIS EREPTAM REDDIDIT VRBEM 1602 (Deze God heeft de voorheen aan Oranje ontnomen stad teruggegeven).
Maurits probeerde eerst de Spanjaarden bij Tienen uit hun verschansing te lokken. Hij liet langs vijf bruggen tweeduizend man te voet en veertig vaandels ruiters over de beek te Halmaale trekken. De schildwachten van Mendoza liet hij naar het leger terugjagen en hij trok in slagorde op tot dicht bij Mendoza’s legerplaats. Deze bleef echter achter zijn verschansing, waarop Maurits zich met zijn legermacht terugtrok door de Peel en acht dagen later voor Grave aankwam.