Voorzijde: In een parelcirkel een driehoek met op elke hoek een ring. Langs elke zijde een lelie.
Keerzijde: Kruis op een parelring. Binnen de ring in elk kwartier een bolletje, daarbuiten L - I - L - A.
Archief 1995, XVII
J. Ghijssens, Les petits deniers de Flandre des XIIe et XIIIe siècles, Brussel 1971, 262
A. Haeck, De munten van de graven van Vlaanderen, Brussel 1973, 271