Voorzijde: Hoofd met pareldiadeem naar rechts op een geparelde kraag. Voor het hoofd enkele runenachtige karakters. Keerzijde: Kruis met een bolletje in elk van de vier kwadranten. Links daarvan een ringetje en rechts een kruis.
Afgebeeld in de verhandeling van C.A. Rethaan Macaré plaat II nr. 42.
Herkomst: Friesland, in navolging van serie C uit Kent.
A. De Belfort, Description générale des monnaies mérovingiennes par ordre alphabétique des ateliers dl. IV, Parijs 1894, 224 nr. 5793
C.A. Rethaan Macaré, Verhandeling over de bij Domburg gevondene Romeinsche, Frankische, Brittannische, Noordsche en andere munten: voorgedragen in het perpetueel committé van het Zeeuwsch Genootschap der wetenschappen, den 9 october 1837, Middelburg 1838 (Overdruk KZGW 1992)
A.H.G. Fokker, Catalogus der Penningen en Munten in het kabinet van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1869, 66 nr. 579
M.G.A. de Man, Catalogus der numismatische verzameling van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1907, 280
W. Op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 5, 121
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the Sceattas of Series D, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2003