Voorzijde: Rechtsgewend borstbeeld met Saksische haartooi en diadeem, eindigend in een lange losse knoop. Voor het gezicht een hand met beker. Parelrand.
Keerzijde: Een aanziende persoon, met een tot aan de knieën reikend gewaad, dat ruitvormig is versierd. Het hoofd, naar rechts gewend, staat in een halve cirkel, waarvan het ene uiteinde hoger is dan het andere. In de rechterhand een Romeins kruis, in de linker een vogel, waaronder de letter T.
Herkomst: Kent, noordelijk van de Thames.
Afgebeeld in de tweede verhandeling van C.A. Rethaan Macaré gepubliceerd in Archief 1856 plaat II nr. 10.
A. De Belfort, Description générale des monnaies mérovingiennes par ordre alphabétique des ateliers dl. IV, Parijs 1894, 220 nr. 5778
P.O. van der Chijs, De Munten der Frankische en Duitsch-Nederlandsche vorsten, Haarlem 1866, pl. VI, 82
Archief 1856, II
A.H.G. Fokker, Catalogus der Penningen en Munten in het kabinet van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1869, 62 nr. 444
M.G.A. de Man, Catalogus der numismatische verzameling van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1907, 250
W. Op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 3, 71