Met een reeks vergroeide wervels en twee otolieten (gehoorbeentjes). Waarschijnlijk afkomstig uit de collectie van Hubrecht Goemans.
De schedel zal uit Suriname gekomen zijn. Daar leven deze vissen in riviermondingen, in water met wisselend zoutgehalte. Het zijn grote vissen (tot een meter lang) en lijken op meervallen. De naam ‘Christusvis’ kreeg de vis omdat de onderkant van de schedel lijkt op de vorm van een crucifix met een aureool rond het hoofd. Dit wordt soms benadrukt door het beenstuk te beschilderen. Het is een curiositeit die reizigers vroeger wel meenamen uit de West.