Mannelijk exemplaar.
Hoort tot de kraaien. De Latijnse naam is te vertalen als 'voortdurend krassende eikelzoeker'. Maar in het broedseizoen is hij opvallend stil. Ze komen steeds meer in stedelijk gebied voor. Met hun luide, hese schreeuw alarmeren ze andere vogels wanneer er gevaar dreigt. Daarnaast hebben ze ook een zangrepertoire. Het zijn standvogels die broeden in bossen met loofbomen. Hun voedsel bestaat vooral uit insecten en eieren en jongen van andere vogels. Eikels en beukenootjes worden aangelegd als wintervoorraad, verstopt in de grond. Broedt weinig in Zeeland. Dat is misschien een verre echo van deze oproep van de Staten van Zeeland om ze te bestrijden: 'De Staaten van Zeeland behandelen, in hun Plakkaat van den jaare 1712, de Kraaijen, Aaksters en Vlaamsche Gaaijen, alle te samen, op dergelyken voet, gebiedende het verstooren van derzelver Nesten ...'