Voorzijde: Gekroond hoofd naar rechts met schuin pareldiadeem. Achter het hoofd een strik in de vorm van een liggende A en een ringetje waarin een stip. Voor het gezicht de runen (APA) waarvoor +.
Keerzijde: Gepareld vierkant, onderaan een kruisje. In het midden rond een ringetje waarboven twee T’s en eronder twee schuine streepjes.
Herkomst: Angelsaksische koninkrijken, waarschijnlijk Kent.
Afgebeeld in de verhandeling van C.A. Rethaan Macaré plaat II nr. 41.
A. De Belfort, Description générale des monnaies mérovingiennes par ordre alphabétique des ateliers dl. IV, Parijs 1894, 228 nr. 5810
C.A. Rethaan Macaré, Verhandeling over de bij Domburg gevondene Romeinsche, Frankische, Brittannische, Noordsche en andere munten: voorgedragen in het perpetueel committé van het Zeeuws Genootschap der wetenschappen, den 9 october 1837, Middelburg 1838 (Overdruk KZGW 1992)
P.O. van der Chijs, De Munten der Frankische en Duitsch-Nederlandsche vorsten, Haarlem 1866, pl. V, 55
A.H.G. Fokker, Catalogus der Penningen en Munten in het kabinet van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1869, 66 nr. 576
M.G.A. de Man, Catalogus der numismatische verzameling van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1907, 255
W. Op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 2, 37
Archief 1856, pl. II, 41