Voorzijde: Hoofd met diadeem naar rechts. Achter de nek een liggende V-vorm, daarvoor drie horizontale strepen.
Keerzijde: Kruis met een bolletje in elk van de vier kwadranten. Daaromheen ringetje, strepen en V-vormen
Herkomst: Friesland, in navolging van serie C uit Kent.
Afgebeeld in de tweede verhandeling van C.A. Rethaan Macaré plaat II nr. 1.
P.O. van der Chijs, De Munten der Frankische en Duitsch-Nederlandsche vorsten, Haarlem 1866, pl. V, 36
Archief 1856, 41
W. Op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 4, 98
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the Sceattas of Series D, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2003