Voorzijde: Vogel met stekelharen (pluim) op de rug. Daaronder ring met stip in het midden. Tussen de poten twee stippen.
Keerzijde: Vierkant, ring in het midden met daarin een stip. In elke hoek van het vierkant een ring met daarin een stip met daartussen vier groepen van drie stippen.
Herkomst: Domburg (en/of Dorestad).
Afgebeeld in de verhandeling van C.A. Rethaan Macaré plaat II nr. 37.
P.O. van der Chijs, De Munten der Frankische en Duitsch-Nederlandsche vorsten, Haarlem 1866, pl. IV, 23
C.A. Rethaan Macaré, Verhandeling over de bij Domburg gevondene Romeinsche, Frankische, Brittannische, Noordsche en andere munten: voorgedragen in het perpetueel committé van het Zeeuws Genootschap der wetenschappen, den 9 october 1837, Middelburg 1838 (Overdruk KZGW 1992)
W. Op den Velde & C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 11, 299
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the 'Porcupine' Sceattas of Series E, Volume I, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2009
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the 'Porcupine' Sceattas of Series E, Volume II, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2010