Dossier: Sceatta’s uit de serie E
Een sceatta (spreek uit: sjatta) is een klein zilveren muntje met een doorsnede van ongeveer 12 millimeter en een opmerkelijk hoog reliëf dat van het jaar 670 tot rond 800 in gebruik was voor de handel rond de Noordzee, vooral tussen de Angelsaksische koninkrijken, Groot-Friesland en Denemarken. Het munttype paste in de Europa-wijde transitie van gouden munten naar kleine zilveren exemplaren. Er zijn meerdere soorten van deze munt bekend, waarbij elke soort in de literatuur door een serieletter en waar nodig een typeaanduiding wordt aangeduid (serie A t/m E). Aan de hand van te onderscheiden kenmerken kan een analyse worden gemaakt van de schatvondsten in de Engelse, Nederlandse en Deense gebieden. Wanneer duidelijk is wanneer de schat begraven is - door de locatie, geschiedkundige gebeurtenissen of andere voorwerpen in de vondst - wordt ook duidelijk welke types sceatta's er toen op die plaats in omloop waren. Met behulp van deze steeds beter toegankelijke gegevens kunnen uitspraken worden gedaan over datering en vermoedelijke productielocatie. Voor de sceatta’s uit de series A t/m D zie: De sceatta-collectie van het Zeeuws Genootschap. Hier worden de series E, X, G, J, Q, R en T behandeld.
Serie E (695-800)
Van de serie E heeft het Zeeuws Genootschap met 322 stuks de meeste exemplaren in de collectie. De beeldenaar aan de voorzijde van de munt is wonderlijk: hij wordt in het algemeen gevormd door een boog met links daarvan een aantal strepen die geworteld lijken op de boog, met rechts daarvan dwarsstrepen, driehoeken of andere vormen. Wat het moet voorstellen is nog steeds een raadsel. Momenteel noemt men deze serie in het algemeen het stekelvarkentype (Engels: porcupine), hoewel dit waarschijnlijk niet de juiste beschrijving is. Marie de Man, conservator munten en penningen van het Zeeuws Genootschap van 1889 tot 1933, beschrijft het als een verbasterd gezicht, terwijl anderen spreken over een wolf met de tweeling Romulus en Remus, de mythologische stichters van Rome die vaak op Romeinse munten werden afgebeeld. Een insect, een vogel of een inktvis worden ook genoemd.
Hoewel dit munttype ook in grote hoeveelheden in de Angelsaksische gebieden is gevonden, komt de overgrote meerderheid toch in vondsten aan de Nederlandse kant van de Noordzee voor, waardoor naar alle waarschijnlijkheid de serie E uit de Groot-Friese gebieden stamt. De spreiding van de verschillende types van deze serie over de locaties zijn voor deskundigen een aanwijzing dat er meerdere productielocaties waren en dat de munten in groten getale gebruikt werden voor de handel met de Angelsaksische koninkrijken.
Van de serie E is door Michael Metcalf in 1966 een indeling in types gemaakt. Die indeling maakt het mogelijk de waarschijnlijke productielocaties te benoemen aan de hand van de vindplaatsen. Aan de hand van historische feiten, bodemlagen of andersoortige artefacten in dezelfde vondstlocatie kan ook iets gezegd worden over de waarschijnlijke periode van aanmunting. In het algemeen worden er drie fases geïdentificeerd: primair (695-720), secundair (720-740) en tertiair (740-800).
De keerzijde van de munt is de belangrijkste onderscheidende factor voor deze indeling, die ook voor de collectie van het Zeeuws Genootschap op deze website gebruikt wordt.
Zoals gezegd, zijn alle beschreven munten in Domburg of Westenschouwen gevonden.
Primaire fase (695-720)
Serie E, type D (Stekelvarken)
Dit type heeft de boog met links daarvan stekels. In het veld rechts aan de bovenzijde van de boog een driehoek en aan de onderzijde een ring. Rechts naast de boog een kruis. Aan de keerzijde het vierkant met ring in het midden. Daaromheen zijn vier stippen, in elke hoek een. Om het vierkant zijn V’s, O’s, losse lijnen en stippen geplaatst. Hiervan bezit het Genootschap zes exemplaren (GM3892-GM3895, GM7268, GM7217).
Herkomst: Dorestad of Walichrum; de laatste is het meest waarschijnlijk.
Serie E, type VICO
De voorzijde heeft een standaard stekelvarkenbeeldenaar, in het vierkant aan de keerzijde zijn met enige fantasie de letters V – I – C – O te herkennen. Deze lettercombinatie komt ook vaak voor op Merovingische munten. Naar wordt aangenomen is het een verwijzing naar wic, ofwel nederzetting. (In het huidige Nederlands leeft dit voort als wijk zoals in Wijk bij Duurstede of Katwijk). Hiervan bezit het Genootschap acht exemplaren (GM3575-GM3577, GM3859, GM7178, GM7277, GM7300, GM7376).
Herkomst: Dorestad of Walichrum; de laatste is het meest waarschijnlijk.
Serie E, type G
Het type G heeft ook de boog en stekels links daarvan, maar in het veld rechts daarvan enige meer complexe figuren, waarbij vier subtypen worden onderscheiden. (Zie onderstaand schema).
De keerzijde is voor alle subtypes gelijk: een vierkant met ringetje in het midden waaromheen vier strepen, parallel twee aan twee. Het Genootschap bezit zestien exemplaren van dit type (GM3904, GM3913-GM3920, GM7097, GM7258, GM7263, GM7275, GM7362, GM7365, GM7375).
GM3904 is van het subtype G2. Onderstaand achtereenvolgens subtypes G1 (GM7258), G3 (GM3914) en G4 (GM3913).
Herkomst: Dorestad of Walichrum; de laatste is het meest waarschijnlijk.
Serie E, type K (Gepluimde vogel)
Van dit type heeft het Genootschap drie exemplaren in de collectie (GM3924, GM3925, G7555). De voorzijde wordt ook wel omschreven als een gepluimde vogel. De keerzijde heeft een vierkant, met in het midden een ringetje met een stip. Daaromheen vier parallelle strepen, twee aan twee gegroepeerd.
Herkomst: Dorestad of Walichrum; de laatste is het meest waarschijnlijk.
Serie E, type L (Gepluimde vogel)
Van dit type zijn drie exemplaren in de collectie aanwezig (GM3921-GM3923). De voorzijde is grotendeels gelijk aan type K, op de keerzijde zijn de strepen echter vervangen door ringetjes met een stip. In het veld ook een aantal in drieën gegroepeerde punten.
Herkomst: Dorestad of Walichrum; de laatste is het meest waarschijnlijk.
Secundaire fase (720-740)
Serie E, type A
Van dit type zijn er 55 exemplaren in de collectie (GM3558, GM3560, GM3561, GM3566, GM3566, GM3569, GM3574, GM3591-GM3605, GM3610, GM3870, GM7037, GM7043, GM7065, GM7067, GM7094, GM7100, GM7101, GM7108, GM7112, GM7117, GM7153, GM7155, GM7156, GM7177, GM7218, GM7242-GM7250, GM7288, GM7292, GM7305, GM7311, GM7320, GM7335, GM7402).
De voorzijde is van het standaard stekelvarkentype: een boog, met links daarvan stekelharen en rechts een aantal parallelle strepen haaks op de boog. De keerzijde is afgeleid van de Angelsaksische serie A: een vierkant met in het midden een ring. Daarboven twee T’s en eronder twee schuine strepen / \.
Herkomst: Dorestad en/of Walichrum.
Serie E, type C
Het type C heeft de standaard stekelvarkenattributen als de boog met links daarvan stekelharen. Rechts daarvan een combinatie van een kruis, twee of drie parallelle strepen en punten. Op de keerzijde het vierkant met ring in het midden, waaromheen een combinatie van L-vormen, kruis, boog en punten. Het Genootschap bezit 23 exemplaren van dit type (GM3316, GM3562, GM3582, GM3584-GM3587, GM3611, GM3612, GM3880, GM3882, GM3898, GM3899, GM7044, GM7071, GM7075, GM7180, GM7252, GM7270, GM7319, GM7342, GM7371, GM7558).
Herkomst: Dorestad en/of Walichrum.
Serie E, Mixed Grill
Dit is een samenvoeging van een aantal subtypen die aan de keerzijde onderling sterk verschillen. Klaarblijkelijk werden geen eisen gesteld aan de vormen en plaatsing van de symbolen. Wel valt op dat een aantal subtypen een 8% hoger gewicht heeft dan andere subtypen. Daaruit kan worden geconcludeerd dat aanmunting plaats heeft gevonden op minstens twee verschillende locaties. Een mengeling van gewichts-eisen in de productie op een plaats is niet waarschijnlijk.
Het Zeeuws Genootschap heeft 146 munten die aan dit type worden toegeschreven (GM3557, GM3559, GM3563, GM3564, GM3572, GM3573, GM3578-GM3581, GM3583, GM3588-GM3590, GM3606-GM3609, GM3613, GM3615-GM3617, GM3618, GM3858, GM3860, GM3861-GM3863, GM3865-GM3869, GM3871, GM3887, GM3889-GM3891, GM3896, GM3897, GM3900, GM3934, GM7034, GM7038, GM7039, GM7051-GM7055, GM7058, GM7061-GM7064, GM7070, GM7072, GM7074, GM7078, GM7080, GM7082, GM7085, GM7087-GM7093, GM7095, GM7096, GM7099, GM7102, GM7103, GM7106, GM7107, GM7110, GM7111, GM7113, GM7114, GM7119-GM7121, GM7140, GM7152, GM7154, GM7179, GM7181, GM7200, GM7226, GM7228, GM7229, GM7251, GM7253, GM7254, GM7256, GM7257, GM7259-GM7262, GM7264, GM7267, GM7269, GM7271, GM7272-GM7274, GM7276, GM7278, GM7284-GM7287, GM7289, GM7291, GM7294-GM7296, GM7298, GM7299, GM7202, GM7303, GM7306, GM7307, GM7316, GM7318, GM7331, GM7336, GM7344-GM7348, GM7352, GM7363-GM7366, GM7368-GM7370, GM7372-GM7374, GM7401, GM7559). Een aantal daarvan is hierbij afgebeeld.
Herkomst: Dorestad, Walichrum en Friesland.
Tertiaire fase (740-800)
Serie E, type B
Van dit type heeft het Zeeuws Genootschap vijf exemplaren in de collectie (GM3567-GM3570, GM7279, GM7281).
Standaardboog met links de stekelharen. Rechts daarvan drie strepen en een driehoek op het eind van de middelste streep. Het vierkant op de keerzijde heeft vier tot zes bolletjes op de strepen. In het midden een ring met daaromheen een combinatie van kruisen, haken en punten zoals eerder gezien.
De herkomst van dit type is onduidelijk, maar wel uit de Groot-Friese gebieden.
Serie E, type E
In dit type herleven de oude type-G-varianten. Een driehoek is bevestigd aan de boog. De stekels aan de linkerzijde staan wat verder uit elkaar. Op de keerzijde staat meestal een vierkant met vier parallelle strepen afgebeeld met twee stippen daartussen, maar varianten daarop zijn mogelijk. De hier afgebeelde munt GM3885 heeft bijvoorbeeld een verbindingsstreepje tussen twee van de parallelstreepjes en de stippen daartussen. Van dit type heeft het Zeeuws Genootschap 38 exemplaren in de collectie (GM3315, GM3864, GM3883-GM3886, GM3901-GM3903, GM3905-GM3908, GM3910, GM3911, GM7033, GM7041, GM7077, GM7079, GM7105, GM7109, GM7118, GM7122, GM7255, GM7265, GM7273, GM7283, GM7293, GM7297, GM7304, GM7308, GM7312, GM7314, GM7315, GM7356, GM7367, GM7377).
De herkomst van dit type is onduidelijk, maar wel uit de Groot-Friese gebieden.
Serie E, type F
Het type F van de stekelvarkenserie is de jongste uit de serie. Er zijn aanwijzingen dat aanmaak van deze serie pas na 755 plaatsvond. Hiervan bezit het Genootschap negentien exemplaren (GM3872-GM3879, GM3881, GM7083, GM7084, GM7183, GM7266, GM7280, GM7301, GM7334, GM7337, GM7338, GM7343).
De boog aan de voorkant is bij dit type omgeven door een parelrand. Op de keerzijde het vierkant met ring in het midden. Daaromheen vier kruisen en twee stippen daartussen.
Herkomst: Friesland.
Serie X – Wodantype (720-800)
Archeologisch onderzoek toont aan dat voor het jaar 725 in Denemarken voornamelijk de Friese sceattatypes in gebruik waren, maar dat daarna grootschalig omgeschakeld werd naar de sceatta van de serie X, die ook wel bekendstaat als het Wodantype. Dit type werd ook veelvuldig in Domburg en Westenschouwen gevonden. De collectie van het Zeeuws Genootschap omvat 75 exemplaren (GM3620, GM3935-GM3940, GM3941, GM3942-GM3951, GM3952-GM3964, GM7036, GM7059, GM7060, GM7115, GM7116, GM7123-GM7139, GM7217, GM7230-GM7240, GM7282, GM7339-GM7341, GM7349, GM7350, GM7353-GM7355, GM7557). Dit munttype blijft in Denemarken in circulatie tot in de negende eeuw, mogelijk dat dat ook in de Friese gebieden het geval is geweest.
Bij de stad Ribe aan de westkust van Jutland zijn de meeste van deze sceatta’s gevonden, wat het tot de meest voor de hand liggende plaats van productie maakt. Op de voorkant staat een hoofd met dreigend grote ogen en een wilde haardos. Sommige exemplaren hebben een snor en een baard maar in de meeste gevallen zijn die vervangen door drie gebogen lijnen. Aan beide zijden van het hoofd een kruis, dat waarschijnlijk een geknoopte haarstreng moet voorstellen. Aan de keerzijde een gestileerd beest naar links met de poten gekruist onder het lichaam, eindigend in klauwen. De kop is naar achteren gericht en lijkt naar de staart te bijten.
Serie G (710-720)
Hoofd in Angelsaksische stijl, op de keerzijde een vierkant met ring in het midden. Daaromheen kruisen en stippen.
De oorsprong van serie G is waarschijnlijk Quentovic, een handelsplaats aan de Noord-Franse kust. De sceatta’s in de collectie van het Zeeuws Genootschap zijn vier eigentijdse imitaties (GM3547, GM3548, GM7219, GM7360).
Serie J (690-710)
Voor deze serie wordt onderscheid gemaakt in vier verschillende types, in de literatuur aangeduid als type 37, 60, 72 en 85. Het Genootschap bezit tien exemplaren (type 37: GM3532, GM3533, GM7040, GM7310, GM7359; type 72: GM3534, GM7224; type 85: GM3542, GM7148, GM7358).
Deze munt GM3532 staat bekend als het type 37. Op de voorzijde staan twee hoofden naar elkaar gericht waartussen een lang kruis op een voetstuk staat. Op de achterzijde wordt een roos gevormd door vier vliegende vogels met een kruis in het midden.
GM3534, van het type 72, heeft ook de twee aanziende hoofden, maar op de keerzijde een enkele vogel.
Serie K (720-740)
De voorzijde van deze serie heeft een naar rechts gerichte buste met een diadeem geknoopt achter het hoofd. Voor het hoofd een hand met daarin een beker.
Voor de keerzijde is een aantal varianten bekend. De GM3526 staat bekend als variant 20/18. Hierop een gehelmd staand figuur met een vogel in de linkerhand en een lang kruis in de rechterhand. Onder de vogel een T.
Productie vond plaats ten noorden van de Theems.
Andere varianten tonen een wolfachtige (GM3529) of een krul met wolfskop (GM3528).
Het Genootschap bezit drie exemplaren uit de serie K (GM3526, GM3528, GM3529).
Serie Q (710-745)
De meeste exemplaren van deze serie hebben een vogel en op de keerzijde een lopend beest. Hiervan heeft het Zeeuws Genootschap één exemplaar in de collectie (GM3531).
Het type 71 uit de serie Q heeft een staand figuur met kruisen in beide handen, met de vogel op de keerzijde.
De herkomst is Angelsaksisch, westelijk Norfolk. Het Genootschap bezit van dit type één exemplaar (GM3530)
Serie R (710-750)
Deze serie werd naar wordt aangenomen in East-Anglia geproduceerd met serie C als voorbeeld. De buste aan de voorkant is echter veel hoekiger. De keerzijde heeft het standaardvierkant met ring in het midden, waaromheen haken, strepen en stippen.
In de collectie van het Zeeuws Genootschap bevinden zich twee exemplaren van dit type (GM3546, GM3619). Vermoedelijk is GM3926 een Merovingische imitatie van dit type.
Serie T (715-720)
Mogelijk dat deze serie uit East Midlands stamt. Op de voorzijde een hoofd met daaromheen een tekst en op de keerzijde een gespiegelde versie van de stekelvarken-beeldenaar. Hiervan heeft het Zeeuws Genootschap twee exemplaren in de collectie (GM3555, GM3556).
Rien Sanderse
Bronnen:
Feveile, Series X and coin circulation in Ribe, in: T. Abramson (ed.), Studies in Medieval Coinage, Volume I: Two decades of Discovery, Woodbridge 2008
Op den Velde en C.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004
Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the Sceattas of Series D, in: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde, 2003
Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the ‘Porcupine' Sceattas of Series E, Volume I, in: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde, 2009
Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the ‘Porcupine' Sceattas of Series E, Volume II, in: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde, 2010