Voorzijde: Boog met links daarvan stekelharen, een bolletje en drie horizontale strepen voor de boog.
Keerzijde: Gepareld vierkant, ring in het midden. Daaromheen twee strepen en een bolletje. Buiten het vierkant een kruis en drie strepen.
Herkomst: Domburg (en/of Dorestad).
Besproken in de Tweede verhandeling van C.A. Rethaan Macaré op blz 40 en afgebeeld op plaat I nr. 25.
A. De Belfort, Description générale des monnaies mérovingiennes par ordre alphabétique des ateliers dl. IV, Parijs 1894, 233 nr. 5829
P.O. van der Chijs, De Munten der Frankische en Duitsch-Nederlandsche vorsten, Haarlem 1866, pl. IV, 19
Archief 1856, II, 40
M.G.A. de Man, Catalogus der numismatische verzameling van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1907, 267
W. Op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 24, 649
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the 'Porcupine' Sceattas of Series E, Volume I, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2009
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the 'Porcupine' Sceattas of Series E, Volume II, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2010