Voorzijde: Boog met links daarvan stekelharen, drie horizontale strepen voor de boog.
Keerzijde: Gepareld vierkant. In het midden een ring, daarboven twee T's en eronder twee schuine strepen / \.
Herkomst: Domburg (en/of Dorestad).
Afgebeeld in de Tweede verhandeling van Rethaan Macaré plaat I nr. 26.
P.O. van der Chijs, De Munten der Frankische en Duitsch-Nederlandsche vorsten, Haarlem 1866, pl. IV, 20
Archief 1856, II, 42
W. Op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 14, 382
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the 'Porcupine' Sceattas of Series E, Volume I, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2009
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the 'Porcupine' Sceattas of Series E, Volume II, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2010