Voorzijde: Boog met links daarvan stekelharen, een driehoek aan de boog vast. Punten aan de haren aan de kant van de boog, en punten onder de driehoek.
Keerzijde: Gepareld vierkant, ring in het midden met daarin een bolletje. Daaromheen vier streepjes met aan een eind een bolletje, twee aan twee parallel. Tussen de strepen twee bolletjes.
Herkomst: Friesland en/of Dorestad.
Afkomstig uit de nalatenschap van mevr. E. Pekelharing uit Beekbergen. Vermoedelijk tussen 1875 en 1880 op het strand van Domburg gevonden.
Archief 1917, XI
W. Op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 18, 497
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the ‘Porcupine' Sceattas of Series E, Volume I, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2009
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the ‘Porcupine' Sceattas of Series E, Volume II, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2010