Voorzijde: Boog met links daarvan stekelharen, een driehoek aan de boog vast. Punten aan de haren aan de kant van de boog, en punten in en onder de driehoek.
Keerzijde: Gepareld vierkant, ring in het midden met daarin een bolletje. Daaromheen vier streepjes met aan een eind een bolletje, twee horizontaal en twee verticaal. Tussen de strepen twee bolletjes.
Herkomst: Friesland en/of Dorestad.
Deze munt werd gevonden door H.J. Boogaert op het strand van Domburg en is afgebeeld in zijn fotoboek [ZN06] op bladzijde 4 nr 114.
Archief 1949, XI
W. Op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 17, 489
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the 'Porcupine' Sceattas of Series E, Volume I, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2009
W. Op den Velde en D.M. Metcalf, A Study of the 'Porcupine' Sceattas of Series E, Volume II, Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 2010