Voorzijde: Twee elkaar aanziende hoofden door een lang kruis op een voetstuk gescheiden. Dubbele parelrand.
Keerzijde: Roos gevormd door vier ruw getekende vogels rondom een kruis. Dubbele parelrand.
Herkomst: Angelsaksisch.
Afgebeeld in de verhandeling van C.A. Rethaan Macaré plaat III nr. 58.
P.O. van der Chijs, De Munten der Frankische en Duitsch-Nederlandsche vorsten, Haarlem 1866, pl. VI, 84
C.A. Rethaan Macaré, Verhandeling over de bij Domburg gevondene Romeinsche, Frankische, Brittannische, Noordsche en andere munten: voorgedragen in het perpetueel committé van het Zeeuws Genootschap der wetenschappen, den 9 october 1837, Middelburg 1838 (Overdruk KZGW 1992)
W. Op den Velde & C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 2, 28