Dossier: Problemen met ‘figuer ende afslagh’

Het Zeeuws Genootschap bezit zeven zeventiende-eeuwse muntgewichtdozen. Geldwisselaars en handelaren gebruikten deze doosjes bij het controleren van de hen aangeboden munten. Twee vroege exemplaren zijn uit Middelburg afkomstig, twee andere uit Amsterdam. Deze handzame doosjes met een of twee compartimenten werden gemaakt door gecertificeerde ijkmeesters en zijn vanaf het begin van de zestiende eeuw op schilderijen en prenten te zien. De oudste bewaarde exemplaren dateren echter pas uit het eind van de zestiende eeuw. Omdat het gewicht van een munt – in die periode altijd van goud of zilver – de waarde bepaalde, was het van belang aangeboden exemplaren te kunnen controleren. Meer dan eens bleken individuen namelijk in de verleiding te komen een klein stukje goud of zilver van de randen af te halen, waardoor de waarde van de munt verminderde. Daarnaast waren er talloze buitenlandse muntsoorten in omloop die ‘in figuer ende afslagh confusie gaven’ en waarvan gedegen kennis van vormgeving en waarde noodzakelijk was.

Voor de controle van aangeboden munten gebruikte men muntgewichtjes, kleine messing blokjes met aan de voorzijde een versimpelde afbeelding van de munt waarvan men het gewicht wilde weten en aan de achterzijde het merk van de maker. Deze gewichtjes werden netjes bijeen in een doosje geborgen. Boven de vakjes is meestal de naam van de betreffende munt geschreven. In een apart vakje vindt men onder een schuifdekseltje vaak ook nog zeer dunne vereffeningsgewichten (de zogenaamde azen). Hiermee kon worden bepaald hoeveel te weinig een munt woog. In de meeste doosjes was ook ruimte voor een kleine balans.

Dat dergelijke doosjes in de vroege zeventiende eeuw hard nodig waren, blijkt wel uit een plakkaat van de Staten-Generaal uit 1622: ‘Het gantsche stuk van der Munte in alle zijne leden, tzy de valuatie van den Gelde, muntslagh, wissel-ampt, goud- en silver-smeedenambacht, de Juweel-handelinge, enz is in zoo grooten verbijstertheyt ende confusie, ja ongebondenheyt ende moetwillighe ongeregeltheyt verloopen, dat het hoog noodig ende meer als tijt is om den staat van ’t Landt in ordre ende buyten verwarringe te houden.’ Het gebruik van geijkte muntgewichten zal hierbij zeker geholpen hebben. Om het gebruikers gemakkelijker te maken werden vanaf de zestiende eeuw ook zogenaamde ‘Beeldenaers’ of ‘figuerboecken’ uitgegeven, geïllustreerde handboekjes met gegevens over de in omloop zijnde munten en de officiële koers.

G99-130Het oudste doosje uit de Genootschapscollectie (G99-130) dateert volgens een opschrift op de rand van de doos uit 1623. Voor vrijwel alle typen munten die in de eerste helft van de zeventiende eeuw door de Zeeuwse Munt waren uitgegeven zijn in deze doos, die eens eigendom was van Genootschapsconservator Marie de Man, gewichtjes opgenomen. De 25 muntgewichten hebben verschillende merken. Een aantal draagt het merk van de Middelburgse balansmeester Maerten du Mont (1586-1622). Du Mont, die op 11 november 1586 poorter van Middelburg werd, was afkomstig uit Antwerpen. In de loop van zijn carrière zou hij stadsijkmeester en balansmeester van de Zeeuwse Munt worden. Daarnaast zijn ook de merken van zijn voorganger en opvolger, resp. Isaack Deelen en Matthijs Molckman, op gewichtjes te vinden.

G2713Het tweede Middelburgse doosje in de collectie (G2713) werd in 1657 gemaakt. Deze muntgewichten tonen aan de achterzijde het wapen van Zeeland met daarboven de Middelburgse burcht gevat in een krans. In het veld staan de letters M D B. In het deksel van de doos worden deze initialen verklaard: Martinus de Bacquer maeckt ende verkoopt deze goudgewichten tot Middelburgh in Zeeland in de Korte Giststraat ao 1657. Ook Martinus de Bacquer was afkomstig uit Antwerpen en ook hij werkte als balansmeester van de Zeeuwse Munt en wel van 1650 tot zijn dood in 1678. Dit doosje bevat 34 muntgewichtjes, die deels in de bodem van de doos en deels in een onderliggende lade een plaats hebben. Het bijbehorende weegschaaltje draagt het merk van de Middelburgse balansmeester Jacob de Neve, met wie De Bacquer van 1650 tot 1656 samenwerkte. Of een derde doos in de Genootschapscollectie (G2722) uit 1659 met een opschrift waaruit blijkt dat hij gemaakt is door Jacob de Neve ‘tot Amsterdam’ door diezelfde persoon is gemaakt, is onduidelijk. Mogelijk is balansmeester Jacob de Neve, die na 1657 niet meer in de Zeeuwse rekeningen voorkomt, in dat jaar naar Amsterdam verhuisd. Helaas is dit doosje niet meer compleet.

Eveneens incompleet is de doos met inventarisnummer G2712, die in 1639 door Jan Caen in Amsterdam werd gemaakt. Van de overige dozen in de collectie zijn geen jaartallen of namen van makers bekend.

Katie Heyning

Gerelateerd

Muntgewichtdoos Jan Caen

G2712

Muntgewichtdoos Martinus de Bacquer

G2713

Muntgewichtdoos Jacob de Neve

G2722

Muntgewichtdoos Maerten du Mont

G99-130

Gerelateerde dossiers

De Zeeuwse duiten

De Leicesterreaal van 1586

De muntvondst van Brigdamme

De Dorestad-tremisses

De sceatta-collectie van het Zeeuws Genootschap

Sceatta’s uit de serie E