Voorzijde: Zeshoek, bestaande uit twee in elkaar geplaatste driehoeken. Een kruisje in het midden. In de buitenhoeken stippen. (Zegel van Salomo of Davidster.)
Keerzijde: Schuin geplaatst kruisje, door negen stralen omgeven. Bovenaan een kruisje. Stippen tussen de stralen.
Afgebeeld in de verhandeling van C.A. Rethaan Macaré plaat III nr. 54.
Voorheen werd dit type aangeduid als denier van het Herstal- (Austrasië) type, maar na een omvangrijke vondst in Franeker kan worden geconcludeerd dat dit type sceatta ook afkomstig is uit Friesland.
A. De Belfort, Description générale des monnaies mérovingiennes par ordre alphabétique des ateliers dl. IV, Parijs 1894, 574 nr. 5742
C.A. Rethaan Macaré, Verhandeling over de bij Domburg gevondene Romeinsche, Frankische, Brittannische, Noordsche en andere munten: voorgedragen in het perpetueel committé van het Zeeuws Genootschap der wetenschappen, den 9 october 1837, Middelburg 1838 (Overdruk KZGW 1992)
A.H.G. Fokker, Catalogus der Penningen en Munten in het kabinet van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1869, 67 nr. 609
M.G.A. de Man, Catalogus der numismatische verzameling van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 1907, 235
W. Op den Velde en C.J.F. Klaassen, Sceattas and Merovingian deniers from Domburg and Westenschouwen, Middelburg 2004, pl. 31, 841