Dossier: Stormramp 1953 en de Deltawerken in penningen
In de nacht van 1 februari 1953 voltrekt zich de grootste ramp in de naoorlogse Zeeuwse geschiedenis. Een al hoge vloed wegens springtij laat het water hoog tegen de dijken beuken, maar daarbovenop komt een noordwesterstorm die het zeewater in het hele Noordzeebekken opstuwt. Dat heeft tot gevolg dat na de vloed het waterpeil tegen de dijken niet daalt zoals normaal tijdens laagtij maar op gelijke hoogte blijft. De daaropvolgende vloed is fataal. Dijken in Zuidwest-Nederland begeven het en het water stroomt de lagergelegen polders in.
De Provinciale Zeeuwse Courant van de volgende dag doet verslag van deze dijkdoorbraken in Zuid- en Noord-Beveland. Van Schouwen-Duiveland geen nieuws omdat contact met het eiland geheel is verbroken. Pas toen een zendamateur in Zierikzee erin slaagde verbinding te leggen werd de omvang van de ramp die hier had plaatsgevonden de rest van het land (en de wereld) duidelijk. In totaal bijna tweeduizend mensen verloren tijdens die nacht en de daaropvolgende dagen het leven, net zoals een veelvoud daarvan aan koeien, paarden en ander vee, huisdieren en wild.
De Vereniging van Penningkunst (VPK) besloot om de jaarpenning van 1953 te wijden aan deze ramp en de opbrengst ten goede te laten komen aan de slachtoffers. De ontwerper van het naoorlogse Nederlandse muntgeld, Oswald Wenckebach (1895-1962), was bereid om hier belangeloos aan mee te werken. Het Zeeuws Genootschap heeft deze penning onder het inventarisnummer GM2210 in de collectie.
De voorzijde laat een watervlak zien waarin een mens vecht voor zijn leven, de armen machteloos omhoog. De keerzijde laat Noachs duif zien met olijftak, en het kantschrift NIL DESPERANDUM (Wanhoop nooit).
Al snel werd begonnen met het herstel van de dijken. Op veel plaatsen konden met eenvoudige middelen de gaten worden gedicht. Op de aanvang van die werkzaamheden heeft Maarten Pauw (1912-1966) een penning gemaakt die die aanvang memoreert.
Maarten Pauw was als ontwerper/medailleur in dienst bij Koninklijke Begeer, de grootste Nederlandse penningmaker, maar hij maakte ook vrij werk. In 1956 werd hij directeur van de vakschool voor edelsmeden in Schoonhoven.
De bronzen penning heeft als inventarisnummer GM2226, heeft een diameter van 49 millimeter en weegt 58 gram.
Op de voorzijde is een zeemonster in gevecht met de Nederlandse Leeuw in wilde golven.
Omschrift: NA HARDE, ONGELIJKE STRIJD. Op de keerzijde vullen twee mensen een zandzak. Randschrift: BOUWT HOLLAND MET VERBETENHEID. Daaronder MCMLIII (1953).
Op een paar plaatsen heeft het tij van de zee de stroomgeulen zo diep uitgeschuurd en is de stroom zo sterk dat met de conventionele middelen de dijk niet kan worden hersteld. Besloten wordt om de caissons te gebruiken waarmee na D-day voor de Normandische kust de havenhoofden zijn gebouwd voor bevoorrading van de geallieerde troepen. Door die enorme betonnen bakken in de stroomgeul af te laten zinken kon de waterstroom worden beteugeld en de dijk hersteld. Die caissons zijn nog steeds zichtbaar in het landschap bij Ouwerkerk, waar het Watersnoodmuseum er een onderkomen in heeft gevonden.
GM2221, gietpenning, diameter 103 mm, gewicht 604 gram.
Ter gelegenheid van deze gebeurtenis heeft de beeldhouwer/medailleur Ian Jacob Pieters (1925-2020) deze penning gemaakt. Op de voorzijde is een huis te zien dat compleet omgeven is door het water. Het reliëf geeft aan hoe groot de stroming is van het water dat door het gat rechtsboven stroomt. Op de keerzijde zijn dijkwerkers bezig om in het omdijkte eiland dat gat te dichten en daarmee de waterstroom te bedwingen, symbolisch met het laatste caisson. Aan de onderzijde de datum van de afsluiting: 6 november 1953, negen maanden na de Watersnoodramp.
De gebeurtenissen maakten duidelijk dat het onderhoud van de dijken al lange tijd volstrekt onvoldoende was geweest. Een zeer on-Nederlands compromisloos besluit werd genomen: zoiets mocht nooit meer gebeuren. Rijkswaterstaat ging aan de slag om te berekenen wat nodig was om dit besluit waar te maken. Het begrip Deltahoogte dat maatgevend werd voor de dijken was geboren. Overwogen werd om alle zeedijken die de eilanden beschermden op die hoogte te brengen. Dit zou echter een grote aanslag zijn op de omgeving van die dijken en de steden en dorpen die tegen die dijken waren aangebouwd. Als alternatief werd besloten om in navolging van de bouw van de Afsluitdijk voor de Zuiderzee de zeearmen af te sluiten, met uitzondering van de Westerschelde om de doorgang naar de haven van Antwerpen en Gent niet te belemmeren. In 1958 werd een aanvang gemaakt met de uitvoering van het Deltaplan.
Weer was het de Vereniging voor Penningkunst (VPK) die de jaarpenning aan de start daarvan wijdde. De beeldhouwer/medailleur Fred Carasso (1899-1969) kreeg de opdracht deze penning te maken.
GM 2209, gietpenning, diameter 59 millimeter, gewicht 91 gram.
Aan de voorzijde zien we vijf dijkwerkers in zware jassen en met zuidwesters. De figuur in het midden zet een steen op een stapel als symbool voor het dichten van de dijk. Het bedwongen water is onderaan met onschuldige golfjes weergegeven. Aan de keerzijde wordt een beeld van het drooggelegde land opgeroepen, waarmee symbolisch het doel van de Deltawerken in beeld wordt gebracht. Een kale stam, de overstroming symboliserend, wordt door de zon beschenen en vogels vliegen erlangs. Eén draagt, als de duif van Noach, een prominente rechte korenaar die aangeeft dat het land weer bebouwd zal gaan worden. Onderin gesigneerd 1958 F.CARASSO.
Na verloop van tijd werd wel duidelijk wat de invloed van het afsluiten op de natuur was. In het Grevelingenmeer, ontstaan na de afsluiting van de Grevelingen, bleek leven niet meer mogelijk omdat door het wegvallen van de getijdenwisseling de uitwisseling van het dieper gelegen water met het water aan de oppervlakte niet meer plaatsvond. Gebrek aan zuurstof en daardoor massale vissterfte waren het gevolg. Natuurbeschermers en de mossel- en oestervissers in Yerseke sloten een opmerkelijk verbond om dit in de Oosterschelde te voorkomen. Een lange politieke strijd begon, terwijl al een aanvang was gemaakt met de bouw van de Oosterscheldedam. Uiteindelijk trok natuurbehoud aan het langste eind: de plannen werden omgezet in een nieuw baanbrekend, wereldwijd nog nooit gezien waterbouwkundig fenomeen van een halfopen Oosterscheldekering. Getijdenwerking blijft in stand, maar bij uitzonderlijke omstandigheden waarbij gevaar voor overstroming van het achterland ontstaat kunnen de schuiven in de dijk worden neergelaten.
Dat deze ontwikkeling de datum van voltooiing naar een later tijdstip bracht was duidelijk. Op 4 oktober 1986 werden de Deltawerken als voltooid verklaard door koningin Beatrix. Deze penning is uitgegeven door de Rabobank als onderdeel van een serie waarin ook de Flevopenning en de Nationale Visserijpenning is opgenomen, en waarop ook een Escher-werk wordt afgebeeld.
GM2219, slagpenning, diameter 35 millimeter, gewicht 18 gram
Aan de voorzijde, achter het wapen en wapenspreuk, is de kaart van Zeeland weergegeven met daarop de afsluitende dammen volgens het oorspronkelijke Deltaplan. Daaromheen een rand van schelpen, onderbroken door de tekst AFSLUITING DELTAWERKEN 1986. Aan de keerzijde een afbeelding van een deel van de houtsnede ‘Dag en nacht’ van M.C. Escher uit 1938.
De beeldhouwer/medailleur David van de Kop (1937-1994) kreeg opdracht om ter gelegenheid van de voltooiing een penning te maken. De penning werd op 4 oktober 1986 aangeboden door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, in samenwerking met de Provinciale Staten van Zeeland.
GM2225, gietpenning, diameter 60 millimeter, gewicht 128 gram
Aan de voorzijde de woeste zee die tegen een dijk tekeergaat. Daarachter het kalme water. 4 OKTOBER 1986 DELTAPLAN VOLTOOID. Linksonder gesigneerd met David ’86.
De keerzijde is een gespiegelde weergave van de voorzijde.
Rien Sanderse