Serlé schonk in 1806 42 stuks door hem bewerkte 'houten', in 1818 kwamen daar nog eens 160 inheemse en Oost- en West-Indische stukken bij. De laatste groep was in een 'fraaye orde' gerangschikt en genummerd. De bijbehorende catalogus bleef bewaard. De laden horen in twee apart genummerde kasten, G2516.