Voorzijde: IIPIPI , waarboven een francisca (strijdbijl), onderaan een kruisje. Parelrand.
Keerzijde: Monogram in spiegelschrift , waarschijnlijk te lezen: Pl(pinus) R(ex)F(rancorum). Afkortingsstreep daarboven. Drie stippen onder de R.
Afgebeeld bij de verhandeling van C.A. Rethaan Macaré plaat III nr. 11.
Archief 1856, II, 55
P.O. van der Chijs, De Munten der Frankische en Duitsch-Nederlandsche vorsten, Haarlem 1866, pl. IX, 4
H.H. Völcker, Karolingische Münzfunde der Frühzeit (751-800), Göttingen 1965, 131 nr. II, 21