Dossier: Een kostbaar kleinood
Een heel bijzonder object in de Genootschapscollectie is een klein, in goud en bergkristal gevat portretminiatuur van koningin Elizabeth I van Engeland (1533-1603). De inscriptie achterop leert dat het door de graaf van Leicester namens zijn vorstin aan de eerste thesaurier-generaal van Zeeland, Adriaan Manmaker werd overhandigd. Waarom nu kreeg een hoge Zeeuwse ambtenaar een dergelijk eerbetoon van een Engelse koningin?
De Zeeuwse eilanden waren tijdens de opstand tegen Spanje aan het eind van de zestiende eeuw van groot strategisch belang.
Zeggenschap over de monding van de Schelde en de daarmee gepaard gaande controle over het scheepvaartverkeer van en naar Antwerpen werd door beide partijen cruciaal geacht. Ook voor de Engelsen was onbelemmerd handelsverkeer op Antwerpen van groot belang. Om die reden steunde de Engelse koningin de Nederlandse opstandelingen vanaf de beginjaren in het geheim en sloot zij in de zomer van 1585 met de Staten-Generaal het Verdrag van Nonsuch. Naast het verlenen van financiële en militaire steun, beloofde zij haar vertrouweling Robert Dudley, graaf van Leicester met een grote hoeveelheid troepen naar de Nederlanden te sturen om de oprukkende Spanjaarden een halt toe te roepen. Als borg voor een deel van de te maken kosten werden Vlissingen, Den Briel en fort Rammekens aan de Engelsen in onderpand gegeven. De thesaurier-generaal van Zeeland - in wezen de ‘schatkistbewaarder’ van deze provincie - Adriaan Manmaker, zal hierbij zonder twijfel nauw betrokken zijn geweest.
Manmaker was afkomstig uit Antwerpen en werd in 1567 wegens zijn steun aan de Geuzen op last van de hertog van Alva verbannen uit de Nederlanden. Ook al zijn goederen werden toen verbeurd verklaard. Zijn inzet werd er echter niet minder om. In de daaropvolgende jaren hielp Manmaker de prins van Oranje actief bij het inzamelen van geld voor het financieren van de strijd. In het voorjaar van 1573 werd hij zelfs de ‘tresorier van Oranje’ genoemd. Zijn inspanningen leidden ertoe dat Manmaker op 20 oktober 1573 door Oranje tot ‘tresorier van de oorlog voor Zeeland’ werd benoemd. Een functie die hij - na de afzwering van Philips II in 1581 onder de titel ‘tresorier-generaal van Zeeland’ - tot zijn dood in 1590 zou bekleden.
Aan deze man overhandigde de graaf van Leicester het portretminiatuur van zijn vorstin. Een diplomatiek geschenk als dank voor bewezen diensten bedoeld om een belangrijk politicus gunstig te stemmen en aan de Engelse vorstin te verplichten. Het opschrift op de achterzijde van het medaillon luidt: ‘La Serenissime Roine d’Angleterre Elizabeth a envoie ce sien pourtraict a mons.r de Manmaker Tresorier General de Seelande par les mains de mons.r le comte de Licester’. Het sieraad was bedoeld om te dragen. Gespeld op mouw of borst, hangend aan een ketting om de hals of aan een sjerp om het bovenlijf kon de drager hiermee zijn alliantie met de vorstin zichtbaar maken. In Engeland werden vooral tussen 1580 en 1600 door Elizabeth I veel van dergelijke kleinodiën aan hovelingen en hoogwaardigheidsbekleders geschonken. Op het vasteland van Europa kwam slechts een enkeling voor een dergelijk vorstelijk blijk van waardering in aanmerking. Afgezien van mogelijke huwelijkskandidaten, die zich op deze wijze een beeld van hun toekomstige bruid konden vormen, zijn alleen de schenking van een portretminiatuur van Elizabeth aan Frederik II van Denemarken (1583) en aan de keurvorst van de Palts (1587) bekend.
Het moment waarop het medaillon aan Manmaker werd overhandigd en dat tussen 1581 (het jaar van Manmakers benoeming) en 1587 (het jaar waarin Leicester de Nederlanden verliet) moet liggen, zal dan ook zeker met zorg gekozen zijn. Een overhandiging tijdens de feestelijkheden rond de intocht van Leicester in de Nederlanden in december 1585, toen deze conform de afspraken bij het Verdrag van Nonsuch als afgezant van Elizabeth naar de Nederlanden kwam, lijkt het meest waarschijnlijk. Leicester bereikte op 20 december 1585 met een vloot van vijftig schepen en een groot aantal volgelingen de haven van Vlissingen, waar een hoog gezelschap hem opwachtte. Naast prins Maurits waren hier Willem Lodewijk van Nassau, Philips van Hohenlohe, luitenant-admiraal Justinus van Nassau en diverse vertegenwoordigers van de Staten van Zeeland aanwezig. Na die avond door de Engelse gouverneur van Vlissingen, sir Philip Sidney onthaald te zijn, scheepte het gezelschap zich de volgende morgen in om verder te zeilen naar Middelburg. Het weer was goed en er stond een stevige bries zodat Leicester aan het eind van de middag de Middelburgse haven bereikte. Via de versierde Dampoort liep het gezelschap door een erehaag van schutters en begeleid door trommels en trompetten over de Lange Delft naar de Markt en vandaar naar de Abdij, waar Leicester zeven dagen in het prinsenlogement bleef logeren.
Tijdens Leicesters verblijf in Middelburg deed zich een tweetal gelegenheden voor waarbij het portretmedaillon aan Manmaker overhandigd zou kunnen zijn. In de eerste plaats tijdens een diner dat de stad Middelburg en de Staten van Zeeland Leicester en zijn gevolg op Kerstavond aanboden. In het stadhuis van Middelburg genoten de heren van 11 tot 17 uur van overvloedige hoeveelheden wijn, muziek, toneel en vele gangen gekookt en gebraden vlees. Het hoogtepunt van dit feestmaal dat maar liefst 445 pond Vlaams – omgerekend ruim 55.000 euro - kostte, was de tafeldecoratie tijdens de laatste gang: een van suiker gemaakt ‘kristallen’ kasteel op een rots van paarlemoer, waarover zilveren stromen liepen. Met op de rots vogels, vissen en andere gewonde, gedode of naar adem happende dieren die hun blik hoopvol omhoog richtten naar de schone jongedame, die - leunend over de kasteelmuur - haar armen naar hen uitstrekte. Zonder twijfel een allegorie op koningin Elizabeth als redster van de Nederlanden. De buitenlandse gasten vonden het prachtig en zullen op hun beurt ook de nodige gulle gebaren gemaakt hebben. Mogelijk werd het medaillon bij deze gelegenheid aan Adriaan Manmaker overhandigd. Aannemelijker is echter dat dit pas op de volgende dag gebeurde, toen Leicester de Staten van Zeeland in het prinsenlogement in de Abdij ontving. Een huldeblijk aan hun schatkistbewaarder lijkt daar beter op zijn plaats. Daarnaast behoort een privéaudientie gedurende die dagen of in de daaropvolgende maanden natuurlijk ook tot de mogelijkheden.
Tot nu toe bleek het niet mogelijk een statieportret van Elizabeth aan te wijzen dat als voorbeeld voor dit miniatuur gediend heeft. Bij de meeste andere portretminiaturen van deze vorstin is dit wel het geval. Het type kleding dat zij hier draagt, komt slechts sporadisch voor in de Engelse portretkunst en is dan altijd rond 1572 te dateren. Portretten van Elisabeth uit de jaren ‘80 en ‘90 tonen een icoonachtig imago met stijve hoge plooikragen en een strak gezicht. Ook de losse tekenachtige schildering van het portret wijkt af van Engelse miniatuurportretten uit die periode en wijst eerder op werk van een Nederlandse dan van een Engelse kunstenaar. Na Alva’s komst naar de Nederlanden in 1567 week een aantal kunstenaars, waaronder de schilders Marcus Gheeraerts de jongere, Cornelis Ketel, Joris Hoefnagel en Lucas de Heere naar Engeland uit. Alle vier portretteerden zij de Engelse koningin. Mogelijk heeft een van hen dit portretje gemaakt.
Als Manmaker het portretmedaillon inderdaad in 1585 ontving, kreeg hij dus een relatief ouderwets portret, dat een ruim tien jaar jongere Elizabeth voorstelde. Misschien heeft Leicester dit miniatuur zelf laten vervaardigen naar een portret van de vorstin uit haar jonge jaren dat zich in zijn privébezit bevond. Of heeft Elizabeth, die bekend stond om haar zuinigheid, een oud portret dat zij nog in voorraad had voldoende geacht voor een buitenlander, die toch niet wist hoe zij eruitzag. Een derde mogelijkheid is dat de Engelse vorstin heel bewust een portret van een Nederlandse schilder ten geschenke gaf en om die reden gedwongen was terug te vallen op een wat ouder exemplaar. Wie het weet, mag het zeggen.
Katie Heyning