Dossier: De tentoonstelling van 1913
Dit koperen bord is een souvenir van een tentoonstelling die in de zomer van 1913 in Middelburg werd gehouden. Toen Nederland in 1913 haar 100-jarige onafhankelijkheid vierde, werden overal in het land manifestaties georganiseerd. In meer dan dertig plaatsen ging het om tentoonstellingen ‘welke den vreemdeling een beeld zullen geven van land en volk’. In Zeeland nam de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer in Walcheren het initiatief. Men besloot de Zeeuwse streekdrachten tot speerpunt van de manifestatie te maken: ‘Indien er iets is, wat den vreemdeling lokt tot een bezoek aan onze provincie, dan is dat het Zeeuwsche costuum’. De herinnering aan de parade van Zeeuwse meisjes in streekdracht tijdens het bezoek van koningin-regentes Emma en koningin Wilhelmina in 1895 en de oud-Nieuwlandse dracht waarin Lena Bliek zich toen hulde , inspireerde de commissieleden tot het organiseren van een tentoonstelling van oude en nieuwe streekdrachten in de Middelburgse Abdij.
De bedoeling was de tentoonstelling zowel een lust voor het oog als een object van studie te laten zijn. Als blijvend aandenken stelde men voor te proberen ‘datgene wat gevaar loopt te verdwijnen, te behouden door het aan te kopen en te plaatsen, bijvoorbeeld in het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, waar reeds zooveel eene plaats gevonden heeft, wat anders onherroepelijk teloor zou gegaan zijn’. En inderdaad gingen de dertien poppen die op de tentoonstelling de Zeeuwse drachten toonden na afloop naar het Genootschap waar zij een vaste opstelling kregen. Helaas zijn deze poppen in de tweede helft van de twintigste eeuw door het Zeeuws Museum afgestoten.De bijbehorende kledingstukken bleven wel behouden, maar zijn slechts met moeite te identificeren, zoals de muts van Rijsselse kloskant die werd gedragen door de pop in Nieuwlandse dracht.
In juli 1913 zinderde het in Middelburg van de activiteiten. Diverse ruimten in de Abdij waren in gebruik genomen als tentoonstellingsruimte. De koffiekamer van Provinciale Staten was omgetoverd tot een ‘Zuid-Bevelandse kamer’, in de keuken was een ‘oud-Walcherse kamer’ ingericht. De sectiekamers van het provinciaal bestuur stonden vol meubels, huisraad en volkskundige voorwerpen, waartussen op gezette tijden een klompenmaker, een houtbewerker en leerlingen van de kantwerkschool uit Sluis demonstraties gaven.
Meisjes in dracht plooiden mutsen en bakten boterbabbelaars, een vrouw uit Arnemuiden boette netten.
In een uitvoerige catalogus getiteld Middelburg Holland 17 Juli – Sept. 1913: tentoonstelling van Zeeuwsche kleederdrachten, woningen, meubelen, volkskunst, gebruiken enz. in de lokalen van de abdij, daarbij welwillend in gebruik gegeven door zijne Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken kon de bezoeker alle nodige informatie vinden.
Ook buiten was van alles te doen. Op het Muntplein kon de bezoeker diorama’s van de mossel- en oesterteelt bekijken en op de Groenmarkt was ter verpozing voor de vermoeide bezoeker een terras aangelegd door de afdeling Zeeland van de Maatschappij ter bevordering van de Tuinbouw. Op het Abdijplein werden met enige regelmaat evenementen gehouden. Zo stonden op 29 juli om 13.00 uur precies 24 deelnemers uit Nieuw- en Sint-Joosland in hun beste plunje op versierde paarden in een halve cirkel voor de ambtswoning van de Commissaris van de Koningin. Klaar om een saluut te brengen, op de foto gezet te worden en vervolgens te strijden om prachtige gouden en zilveren prijzen. De Middelburgsche Courant van 29 juli geeft een uitvoerig verslag. Een ander hoogtepunt was een optocht van versierde oude speelwagens. Een van die wagens werd na afloop op verzoek van de tentoonstellingscommissie door de eigenaar aan het Zeeuws Genootschap aangeboden. Deze Cadzandse speelwagen uit 1846 – een oud model phaëton op riemen – bleef bewaard en is tegenwoordig opgenomen in het bruikleen aan het Zeeuws Museum onder inventarisnummer G2867.
Op 10 september keerde men terug naar het leven van alledag. De geleende stukken gingen retour, ambtenaren konden weer in alle rust aan het werk in hun vertrouwde werkruimten. De locatie, het gunstige weer maar vooral de bijeengebrachte objecten hadden vele bezoekers tot een uitstapje verleid. Het succes was zo groot dat men in 1924 wederom besloot een dergelijk evenement te organiseren.
Katie Heyning