Dossier: Kettingen van de Middelburgse galg
In de zomer van 1925 werd in Middelburg een nieuwe weg aangelegd bij de Koepoort. Ten behoeve van deze werkzaamheden werd grond afgegraven van de verderop gelegen Arnedijk langs de Arnemuidseweg. Deze dijk had al lang geen functie meer vanwege het droogvallen van de Arne, eeuwen eerder. Tijdens het werk stuitten de arbeiders op een massagraf: meerdere menselijke schedels en botten. Bijzonder was dat rond de schedels kettingen waren gewikkeld die om de halzen moeten hebben gezeten van de personen die hier begraven lagen.
Het was de deskundigen die ter plaatse gingen al snel duidelijk dat het de resten waren van het galgenveld dat hier in de zestiende eeuw had gestaan. Op de kaart van Jacob van Deventer van omstreeks 1550 is het veld en de locatie goed te zien: binnen de dijk op het schor van de Arne. De schakels van de kettingen hadden een ongelijke grootte en waren dus volledig met de hand gemaakt. Hierin zagen de deskundigen een aanwijzing dat de kettingen waarschijnlijk in de zestiende eeuw waren vervaardigd. Aan het einde van de kettingen was een pin bevestigd, hetgeen erop wees dat de kettingen aan die kant waren vastgemaakt.
Executies door ophanging vonden in die tijd plaats op de markt van Middelburg, voor het stadhuis. De ontzielde lichamen werden vervolgens overgebracht naar het galgenveld waar ze met ijzeren kettingen werden opgehangen aan een balk die over twee stenen muurtjes was gelegd. Ook kwam het voor dat ze op een radstake werden vastgemaakt: een hoge paal met bovenaan een horizontaal geplaatst wiel. Deze stellages zijn duidelijk te zien op de plattegrond van Van Deventer. Het galgenveld had vooral de functie om de bevolking af te schrikken en te waarschuwen niet van het rechte pad af te wijken.
De kettingen met menselijke resten zijn in 1925 geschonken aan het Zeeuws Genootschap door Nicolaas Schoolmeester (gemeenteveldwachter in Herkingen en conciërge van het Zeeuws Genootschap) en Pieter Cornelis de Does (gemeenteopzichter en leraar tekenen aan de Nijverheidsschool). Ze worden bewaard in het depot van het Zeeuws Museum in Middelburg.
Hoewel dit stuk uit onze verzameling geen prettige aanblik biedt en tegenwoordig ook wel tot de categorie ‘ongemakkelijk erfgoed’ wordt gerekend, is het van groot belang voor het onderzoek naar de rechtspraktijken in de late middeleeuwen en het begin van de vroegmoderne tijd.
Peter van Druenen
Bronnen
Middelburgsche Courant, 14, 15 en 18 augustus 1925