Dossier: Een wespennest uit Westkapelle
Veel bijen en wespen zijn sociaal levende dieren; ze leven in kolonies: grote groepen met een koningin. Honingbijen maken hun nest in holle bomen (of in bijenkasten, als ze door een imker gehouden worden). Hun nest is gemaakt van bijenwas; de raten hangen verticaal. De kolonie is meerjarig en daarom leggen de bijen een wintervoorraad van honing aan. De larven worden gevoed met stuifmeel (eiwit) en honing.
Een wespenkolonie leeft maar goed een half jaar. Hun nest is van een vezelig, houtig materiaal dat ze in de natuur verzamelen en waar ze op knagen totdat ze het goed kunnen verwerken. De raten liggen horizontaal. Alleen de wespenkoningin overleeft de winter en zoekt in het voorjaar een goede plaats om een nest te bouwen. Vaak op zolders of in schuren, maar soms ook kruipt de koningin in een gat in de grond om daar een nest te beginnen.
De koningin legt heel veel eieren en in de loop van het voorjaar komen er steeds meer wespen bij. Het nest wordt groter en groter gemaakt en, als het in de grond zit, moet er dus flink wat grond afgevoerd worden. De larven krijgen eiwitrijk voedsel, bijvoorbeeld andere insecten. Aan het eind van de zomer stopt de koningin met eieren leggen. Er zijn na een tijdje geen larven meer te verzorgen en de wespen moeten alleen voor zichzelf zorgen en zijn verzot op zoetigheid. Van nuttige, insectenetende wespen veranderen ze in overlast gevende wespen. Het nest raakt in het najaar leeg, vergaat in de grond en wordt nooit hergebruikt.
Dit nest, dat in 1893 bij Westkapelle werd uitgegraven, werd door het Genootschap op een voetstuk in een glazen kistje geplaatst en in de Naturaliënkamer in het museum in de Wagenaarstraat tentoongesteld. Samen met drie andere nesten uit de late achttiende en vroege negentiende eeuw, die in de open lucht zijn gebouwd.
Gerard Heerebout