Dossier: Dijken en dammen

De Zeeuwse eilanden bestaan niet meer. Met dijken en dammen werden ze aan elkaar en met het vasteland verbonden. Iets wat natuurlijk effect heeft gehad op de dieren die daar leefden.

Zo kwamen op Walcheren en Schouwen-Duiveland tot halverwege de negentiende eeuw geen mollen voor, maar veranderde dit met de aanleg van de Sloedam in 1870-1871.

In een wetenschappelijke vergadering van de Nederlandsche Dierkundige Vereeniging gehouden op 14 juli 1877 in Vlissingen deelde de latere conservator van de natuurhistorische collectie van het Zeeuws Genootschap, J.G. de Man mee dat er bij Nieuwland op Walcheren een mol gevangen was. Een artikel over de opmars van dit dier: De intocht van den mol in Walcheren, Album der Natuur 34 (1) 165-175 ( https://natuurtijdschriften.nl/pub/562444 ) werd door hem in 1885 gepubliceerd. Hierin staat onder meer dat de mol al aan het eind van het jaar 1871 of begin 1872 was doorgedrongen tot de Nieuwekerkepolder bij Arnemuiden. Ook het Volksblad van 23 december 1871 noemt de waarneming van een mol op Walcheren. Maar ging het daarbij om molshopen of om dieren die daadwerkelijk gevangen waren?

In de natuurhistorische collectie van het Zeeuws Genootschap was in 1879 één mol opgenomen. Helaas is daarbij niet vermeld of het om een opgezet exemplaar of een dier op sterk water ging en komen beide soorten in de huidige verzameling voor. De catalogus van 1879 (Archief KZGW, inv.nr. 162) vermeld op pagina 38 een ‘Talpa Europaea Linn.’ met als leefgebied ‘Zeeland behalve Schouwen’. In de marge staat hierbij aangetekend: ‘In 1889 bij gekomen Talpa in Walcheren. Deze was in 1889 reeds gevorderd tot het kanaal t.w. het buiten Rozenburg.’ Deze laatste mol werd in oktober 1889 geschonken door het lid Adriaan Walraven. De hier getoonde mol op sterk water met als inventarisnummer NHG98-049 heeft echter op het door J.G. de Man geschreven etiket het jaartal 1870 en als vindplaats Walcheren. Dit lijkt een vergissing, in 1870 was er op Walcheren nog geen mol te bekennen. Zou De Man 1876 bedoeld hebben? Zou hij hem zelf aan het Genootschap geschonken hebben en een paar maanden later hiermee goede sier gemaakt hebben op de vergadering van de Nederlandsche Dierkundige Vereeniging? Of is dit toch de door Walraven geschonken mol en slaat 1870 op het jaar waarin de mol zijn oversteek naar Walcheren maakte? Hier zullen we nooit uitkomen.

Iets dergelijks doet zich voor bij de Noordse woelmuis. Deze muis die op de Rode Lijst staat, is een soort die in Nederland vroeger alleen voorkwam op Noord-Beveland en Schouwen-Duiveland. Daar kwamen de concurrenten veldmuis en aardmuis niet voor. De aanleg van dammen in de jaren zestig van de twintigste eeuw maakte hier een eind aan. Noord-Beveland werd hierbij verbonden met Walcheren en Zuid-Beveland met voor dit dier verstrekkende gevolgen. De Noordse woelmuis is nu op Noord-Beveland vrijwel geheel verdwenen. Aan de oostkant van Schouwen-Duiveland, bij de damaanzet, krijgen de concurrerende soorten ook al de overhand. Of de Noordse woelmuis binnenkort ook van dit eiland verdwenen zal zijn, moet de toekomst uitwijzen.

NHG98-122Hadden op het land de dammen een verbindend effect, in het water hadden ze juist een scheidend effect. Toen Zuid-Beveland nog niet door de Kreekrakdam verbonden was met Noord-Brabant, liep bij elk getij water (het vloedoverschot) van de Westerschelde naar de Oosterschelde. Vooral in de winter, als de rivier de Schelde ook nog eens een grote afvoer had, veroorzaakte dit een aanzienlijke daling van het zoutgehalte in de Oosterschelde. Dat was toen dus meer een brakke riviermond dan een zeearm. Na 1867 wijzigde dat. De Kreekrakdam voorkwam dat er nog zoet rivierwater in de Oosterschelde kwam en zo ontstond er een zeearm met een hoog en constant zoutgehalte.Dat had positieve gevolgen voor de echte zeedieren. De oesterteelt kwam van de grond. De eerste kreeft werd in 1883 gevangen, in de jaren erna, tot 1898, slechts een enkele, maar daarna ging het snel. In Het strandboekje van H.W. Heimans en J. Jaspers uit 1913 wordt nog over kreeften vermeld: ‘… aan onze kust zal men ze niet licht vinden. In vischwinkels ziet men ze echter vaak genoeg levend voor de ruiten liggen.’ Dat klopte niet, wij zijn een volk van boekhouders en alle gevangen kreeften werden geteld en geregistreerd. In dat jaar, 1913, werden er in Zeeland al 14.142 gevangen. Die kennis heeft kennelijk Holland niet tijdig bereikt. De eerste gevangen kreeft ging niet naar het Zeeuws Genootschap; dat kreeg zijn eerste kreeft pas in 1901. Er werden er toen 89 in Zeeland gevangen. Verkopen was voor de vissers kennelijk aantrekkelijker dan schenken.

Gerard Heerebout

Gerelateerd

Homarus gammarus, zeekreeft

NHG98-122

Mol, Talpa europaea

NHG98-049

Gerelateerd

Adriaan Walraven

ZI-IV-0154-144

Johannes Govertus de Man

ZI-IV-0155-52

Gerelateerde dossiers

Een wespennest uit Westkapelle

Zeewater in Middelburg

De Chinese wolhandkrab, nieuw voor Zeeland in 1934

Zeeonderzoek vanuit een houten keet

Zeeuwse slangen

Een verdwenen onderwaterwereld