Dossier: Schelpen als decoratie

Een bijzonder buffet uit de collectie van het Zeeuws Genootschap.

G2132Overal in Europa zijn met exotische schelpen beklede galerijen, grotten en andere decoratieve bouwsels te vinden. Een van de bekendste in Nederland is waarschijnlijk de 'Bedriegertjes'. Een ontwerp van architect Daniel Marot dat rond 1732 werd aangelegd in het park van Kasteel Rosendael te Rozendaal (Gelderland). Stel je eens het gegiechel voor van de achttiende-eeuwse dames met hoepelrokken die verrast werden door het plotseling opspuitende water van de fonteintjes in het plaveisel!

De Bedriegertjes met schelpengrot

de Bedriegertjes rond 1732Een ander voorbeeld is de schelpengrot van paleis Het Loo in Apeldoorn. In 1699 diende deze schelpengrot als volière. De lijfarts van Willem III meldt in zijn beschrijving van het Loo dat de volière buiten stond, omgeven door traliewerk, waarbij de schelpengrot de vogels een schuilplaats bood tegen weer en wind. Opvallend is daar het vele gebruik van grote exemplaren van de West-Indische Strombus gigas.

Het verzamelen van schelpen kent een oude historie. Waren het eerst vorsten die deze hobby beoefenden, naarmate de handel op Oost en West toenam ging ook de rijkere burgerij meedoen. Het bouwen van schelpengrotten en het aanleggen van schelpenkabinetten werd als het ware een statussymbool en was vooral populair in de zeventiende en achttiende eeuw. In Middelburg bezat bijvoorbeeld regent Caspar van Citters in 1734 een verzameling van bijna 3000 schelpen, mineralen en fossielen, die hij in een speciaal kabinet bewaarde.

Caspar van Citters

Sommige verzamelingen waren zo belangrijk dat er zelfs publicaties over verschenen, zoals de Thesaurus van de Amsterdamse apotheker Albertus Seba die in 1734/35 werd uitgegeven.

Het wapen van Job Baster is een springende hazewind, geheel opgebouwd uit Otolieten.Het buffet uit de collectie van het Zeeuws Genootschap (318 x 232 cm x 21 cm) is gemaakt door de Zierikzeese arts Job Baster en samengesteld uit schelpen, tropische hoorntjes, koraal en gehoorbeentjes van vissen. Onderin verwerkte hij zijn wapen (springende hazewindhond) en dat van zijn tweede vrouw, Jacoba Vink (een stijgende leeuw).

In 1773 liet Baster het Zeeuws Genootschap weten dat hij zijn zelf gemaakt buffet ‘met zeer veele raare en ongemeene hoorens in eene byzonder smaak geschikt’ waarop ‘van schulpjes gemaakte mannetjes, vogeltjes en bloemen’ aan hen wilde nalaten. Na zijn dood werd het buffet, dat in de zijkamer van zijn woning in het Havenpark in Zierikzee stond, in september 1775 in twee speciaal daarvoor gemaakte kisten naar Vlissingen overgebracht. Daar werd het in de kamers van het Zeeuws Genootschap opgesteld. In 1801 werd het buffet met de rest van de verzameling overgebracht naar Middelburg waar het eerst in de Latijnseschoolstraat en later in het museum in de Wagenaarstraat een plaats kreeg.Oude Museum KZGWIn 1961 werd het in bruikleen gegeven aan de Zeeuws Museumstichting. Na bijna twee en een halve eeuw is het nu weer terug in Zierikzee, waar het te zien is in het Stadhuismuseum aan de Meelstraat.

Job Baster (1711-1775) werd geboren in Zierikzee en studeerde na zijn opleiding aan de Latijnse School geneeskunde in Rotterdam en Leiden. In december 1732 vestigde hij zich als arts in Zierikzee waar hij op Havenpark 35 ging wonen. In 1758 kreeg hij de beschikking over een grote tuin met vijvers aan de rand van de stad, waar hij goudvissen kweekte, die hij - wanneer het er teveel werden - met smaak met eiersaus verorberde. Daarnaast had hij nog een buitenplaats bij Schuddebeurs.

Baster was niet de enige die met schelpen in de weer was. Van schelpen gemaakte of ermee versierde objecten waren in heel Europa in de 18e eeuw populair. Over Basters werkwijze is helaas weinig bekend. Of het buffet staand of liggend is opgebouwd, is niet meer te achterhalen. Voor een betere hanteerbaarheid bestaat het buffet wel uit een onderstel en een boventableau. De twee losse ‘vogelkens’ hebben waarschijnlijk op de onderste plateaus van de bovenkast gestaan.

G2158

Het schelpenbuffet is in aard en vorm uniek, er is geen enkel vergelijkbaar object bekend. Het is geen verzamelkabinet met laden, maar een echt pronkobject. Mede vanwege het feit dat het altijd binnenshuis heeft gestaan, is het ook na verloop van enkele eeuwen nog in redelijke staat, al zijn de schelpen sterk verkleurd.

Cypraeacassis RufaChicoreus RamosusIn dit buffet met een basislaag van klei, stopverf en gips op een houten frame zijn vele tientallen soorten schelpen verwerkt. De grootste schelpen die gebruikt werden zijn Cypraeacassis rufa en Chicoreus ramosus van gemiddeld zo’n 12 cm lengte.

Het merendeel bestaat echter uit kleinere schelpsoorten, die bijna alle met de holle kant naar achter zijn geplaatst omdat zij daardoor kennelijk beter in de ondergrond vast bleven zitten.

Albertus Sheba (1655-1734)Het is opvallend hoeveel gelijkenis het bovenaan prijkende portret vertoont met de satyr uit de catalogus van de collectie van de eerder vermelde Nederlandse apotheker Albertus Seba. Of Baster die collectie of de platen daarvan ooit onder ogen heeft gehad, weten we niet.

In het buffet zijn tientallen soorten schelpen verwerkt. Een enkele keer zijn ook andere elementen gebruikt, zoals bijvoorbeeld bij de bloemenkrans die is opgebouwd uit parelmoerfragmenten, cilindervormige kralen en geslepen steentjes.

Parelmoerschelpen, waaronder een Nautilus, zijn ook gebruikt bij de grote vaas.

Baster moet een groot aantal mensen gekend hebben die deze schelpen voor hem uit alle uithoeken van de wereld meebrachten. Mogelijk kende hij opvarenden van de schepen van de Oost- en West-Indische compagnieën die al dan niet tegen betaling aan zijn schelpenvraag konden voldoen. Er zijn bijvoorbeeld zeer veel Afrikaanse kaurischelpen gebruikt, maar opvallend weinig Monetaria moneta, het Slavengeld. Kennelijk werd daar toch teveel geld voor gevraagd?

Een groot aantal velden zijn met kaurischelpen ingelegd, vaak omringd met otolieten, gehoorbeentjes van de kabeljauw.

Konden we het nog maar eens vragen. We weten alleen dat Zierikzee in de tijd dat Baster er woonde, een handelsstad was met als belangrijke bron van inkomsten de kabeljauwvisserij in de noordelijke wateren rondom Groenland. De handel in verse, gezouten of gedroogde kabeljauw floreerde. Maar ook de minder bedeelden profiteerden van deze handel. Er was altijd wel een voorraad van het zogenaamde armoedige spul: viskoppen of hommetjes en kuitjes, ideaal voedsel voor het arme deel van de bevolking. Vooral viskoppen vonden gretig aftrek, je kon er nog wat vlees, de kelen en wangetjes, (voorloper van de kibbeling) van af schrapen en bakken. De rest kon gebruikt worden om er een smakelijk vissoep van te bereiden. Na het uitkoken van die koppen bleven er dan altijd nogal wat schedelfragmenten over.

Mogelijk heeft iemand daar wel eens in zitten peuteren en de mooi gevormde gehoorbeentjes (Otolieten) aangetroffen en die vanwege hun aparte vorm werden bewaard. Misschien heeft Baster ze ook wel zelf ontdekt. Het gehoororgaan van de kabeljauw ligt in het bovenste deel van de schedel, waar aan weerszijden een paar met vocht gevulde holtes liggen met deze orgaantjes erin die elke verplaatsing van de vis doorgeven aan het zenuwstelsel. Daardoor kan de vis recht toe recht aan op zijn prooi afgaan zonder het evenwicht te verliezen.

Ook Zeeuwse mosselschelpen zijn in deze compositie verwerkt.
Hoewel veel schelpen verkleurd zijn, zijn de soorten toch goed herkenbaar.

 Als lid van het Zeeuws  Genootschap heeft Job Baster meer bijgedragen aan de verzamelingen. In 1774 verklaarde hij dat hij gezocht had naar naturalia om het Genootschap aan te kunnen bieden. Maar afgezien van een stuk rood pijpkoraal en een paar andere objecten had hij niets bijzonders kunnen vinden. Zijn naturalia waren 'of te goed, of te slegt' om te presenteren.Het Genootschap zou eenvoudigweg moeten wachten tot na zijn dood, 'wanneer mijn Boufet met alle des zelfs ornamenten haar zal toegezonden worden’. Wel stuurde hij met enige regelmaat zijn publicaties in.

Beeldje van Job Baster

Van Job Baster zijn geen portretten bekend. Op 13 augustus 1976 werd een beeldje van Job Baster onthuld gemaakt door Ad Braat, op de huidige Mosselboomgaard, voorheen Basters tuin de Zonnehof. In 2009 werd het beeldje door ruimtegebrek, vanwege de uitbreiding van de naastgelegen Willibrordusschool, verplaatst naar het Havenpark. Daar kreeg het een prominente plaats tegenover Basters vroegere woning.

Freddy van Nieulande

Gerelateerd

Job Baster

Gerelateerde dossiers

Een wespennest uit Westkapelle

Zeewater in Middelburg

De Chinese wolhandkrab, nieuw voor Zeeland in 1934

Zeeonderzoek vanuit een houten keet

Dijken en dammen

Zeeuwse slangen

Een verdwenen onderwaterwereld