Dossier: Bestendig bestuurder

Jacob van Citters (Middelburg 1708-1792)

Jacob van Citters is geen grote politieke figuur geweest zoals zijn vader, oom en neven. Hij is een bestuurlijke duizendpoot die zich met voortdurende toewijding aan zijn vele taken heeft gezet. In het voetspoor van zijn (familie)factie, zonder twijfel, maar met kundigheid en tot op hoge leeftijd.

Als tweede zoon van (de latere) raadpensionaris Caspar van Citters en Magdalena Verheye wordt Jacob geboren in Middelburg in december 1708. Hij wordt ten doop gehouden in de Engelse kerk, met als peter zijn oom Charles Loncque, een officier in het leger en als meter zijn tante Johanna van Citters, de echtgenote van admiraal Geleijn Evertsen. Met dergelijke peetouders lijkt zijn doop haast vergezeld te gaan van een familiale echo uit de zeventiende eeuw - en het zou voor de dopeling een voorbode kunnen zijn geweest voor een grootse carrière in 's Lands krijgsdienst. Alles wordt nog voor mogelijk gehouden in die eerste jaren van de achttiende eeuw: de familie Van Citters is politiek ambitieus maar ook schrander in haar bedachtzaamheid ten opzichte van de toekomst. Dit blijkt als de zevenjarige Jacob in 1715 het poorterschap van Zierikzee wordt verleend. Denkelijk zelf onbewust van deze gebeurtenis, zien we hier de hand van zijn vader die voor hem een toekomstig pad effent. Hoewel in Middelburg geboren, is zijn moeder van Zierikzee afkomstig. Dat zijn grootvader Jacob Verheye, ooit burgemeester van Zierikzee, op dat moment raadpensionaris van Zeeland is zal de procedure ook niet bemoeilijkt hebben. Het lijkt een onbeduidend detail, maar dit poorterschap of burgerrecht van de stad komt met een aantal voorrechten die Jacob later van dienst kunnen zijn. Zou hij namelijk onverhoopt geen kans maken op een bestuurlijke positie in Middelburg, dan stonden voor hem in moederlijk Zierikzee de poorten reeds open.

De rechtenstudie in Leiden is gewoonte geworden voor de zonen Van Citters, zo ook voor Jacob. Daarbij is de politieke greep van de familie inmiddels wel zo ferm geworden dat de amper achttien jaar oude Jacob, nog geen twee weken na het behalen van zijn bul, in de zomer van 1726, wordt gekozen tot schepen van Middelburg. Een jaar later volgt een benoeming in de stedelijke raad; en nog een jaar later, bij het aflopen van zijn eerste termijn als schepen, worden hem als thesaurier de stedelijke financiën toevertrouwd. Het is de vloeiende vlucht van een bestuurlijke carrière. Ook in de jaren die volgen zal Jacob deze ambten herhaaldelijk dragen en vinden we hem tevens terug in een brede waaier van andere bestuurlijke functies: bij het waterschap, de posterijen, de zorg en het onderwijs, maar ook bij de gilden en in de handel op de Middellandse zee, de Oost en de West - hoewel bij de laatste twee meestal als aandeelhouder met stemrecht. 

G1559G1524In het voorjaar van 1736 treedt deze ambitieuze vrijgezel in het huwelijk. Het jonge paar wordt vereeuwigd door Philip van Dijk, in twee modieuze portretten van bescheiden formaat. Zijn bruid is Anna Sara Boudaen, een dochter uit zeer oude en welvarende koopmansfamilies. Zij schenkt hem niet alleen vermogen en landadellijke statuur, maar ook tien kinderen - waarvan er slechts vier volwassen zullen worden.

Als het archetype van de gezeten regent laat Jacob zich als late dertiger, vroege veertiger opnieuw met zijn vrouw portretteren, ditmaal door Jean Appelius. De schilder toont een bescheiden man van boeken en papieren, die ons vriendelijk aankijkt vanuit een welhaast verlegen pose. Hier staat geen groot politicus, maar dat kan ook niet - in deze jaren is zijn oom Wilhem van Citters de politieke hoofdfiguur. Maar wanneer deze ouder wordt, neemt de jongere generatie het over. Wanneer in 1747 de Staten van Zeeland dan toch eindelijk Willem IV tot stadhouder over hun gewest benoemen, is Jacob één van de uitverkoren Zeeuwse heren die naar Leeuwarden reizen om dit nieuws persoonlijk aan de prinsG1560G1564mede te delen. De ontvangst wordt omschreven als vorstelijk en ook bij het afscheid worden de jachten overvloedig voorzien van delicate spijzen en wijnen voor de terugreis. Dit reisje luidde niet alleen voor de Republiek een nieuwe periode in, maar het is tevens een kantelpunt in Jacobs carrière. Nog datzelfde jaar wordt hij voor het eerst benoemd tot burgemeester. 

Een half jaar later besluiten ook de Staten van Zeeland het stadhouderschap erfelijk te maken. Voor de tweede keer gaat er een delegatie, waaronder wederom Jacob van Citters, naar prins Willem IV om hem dit besluit formeel te overhandigen in een gouden doos met daarop het Zeeuwse wapen gegraveerd. Echter, in de nacht van 13 december 1747 zit Jacob om vier uur 's nachts, narillend van de kou en de schrik, in het Zierikzeese logement de Zoutkeet - hij schrijft een brief aan zijn vrouw in Middelburg. Op 12 december waren de heren met al hun beste goed ingescheept in de jachten van de Staten en de Compagnie voor hun felicitatiemissie naar het Haagse hof. Bij Zierikzee aangekomen, raakten zij in de zwaarste storm sinds vijfentwintig jaar, die vele schepen aan de kust zou teisteren. Hoewel alle zware ankers verloren gingen, slaagde men er met een laatste werpankertje in om het statenjacht tegen de dijk bij het Zierikzeese havenhoofd te draaien. Het compagniesjacht was minder gelukkig en zonk een eind verderop. Alle opvarenden kwamen gelukkig met de schrik vrij, maar beleefden niettemin de hachelijkste nacht van hun leven. Jacob schrijft in zijn brief dat hij niet had gedacht zijn lieve vrouw ooit nog te zullen zien. Diep dankbaar voor de voorzienigheid kust hij haar en hun kinderen.

Eind goed al goed, de volgende vijfendertig jaar zal hij steeds afwisselend als burgemeester en schepen in het college zitten; beslist invloedrijk, maar de echte politieke macht is dan vererfd op zijn neef Wilhem van Citters. Toch wordt zijn kundigheid gewaardeerd. Zo zal Jacob van 1761 tot 1767 de vertegenwoordiger zijn van (de nog minderjarige) Willem V in de Staten van Walcheren, het waterstaatsbestuur van het eiland. Ook is hij met grote regelmaat in Den Haag te vinden voor besognes bij de diverse colleges van staat. In deze jaren is de zestiger steeds vaker actief adviserend terug te vinden, onder meer bij de VOC. Als hoofdparticipant, dus ook met een (familiaal) belang, dringt hij aan op diepere inzichten in de boekhouding van de compagnie. Er moet bezuinigd worden voor de financiële duurzaamheid van de compagnie en de tevredenheid van haar aandeelhouders. Maar zijn redelijke (en zoals later blijkt meer dan terechte) verzoek legt vooral bloot hoe ondoorgrondelijk 's lands grootste handelsbedrijf eigenlijk wordt geleid. De minuscule bezuinigingen die uiteindelijk worden doorgevoerd zullen niet baten want de neergang is dan al stevig ingezet. Binnen dertig jaar zal de VOC, hoewel niet geheel en al door eigen incompetentie, failliet worden verklaard.

G1562Er is weinig bekend over Jacobs rustige oude dag, die voor hem pas begint als hij goed en wel zeventig is. Niet eerder dan in 1784 en 1785 legt hij zijn taken neer. De Vierde Engelse Oorlog is dan net ten einde. Een zorgelijke economie en nog treuriger staat van de handel, evenals de groeiende politieke onrust zullen hem als bestuurder op leeftijd zwaarder zijn gaan vallen. Ook zijn vrouw is hem na een ‘allergenoegelijkst en gelukkigst huwelijk’ van vijfenveertig jaar ontvallen (1781). Op zijn laatste portret door Bolomey zien we duidelijk hoe de zorgen en jaren hem hebben omarmd.

Als het hem gegeven is geweest, zal hij mogelijk nog eens een zomer op zijn vrouws kasteeltje Popkensburg hebben doorgebracht. In 1786 ontvangt hij er de stadhouder en zijn familie tijdens hun tour door Zeeland. Zijn interesse in de familiegeschiedenis, kunsten en wetenschappen zullen hem wellicht ook nog bezigheid hebben verschaft. De eminente grijsaard ondervindt weinig grote ongemakken en sterft uiteindelijk in Middelburg in het vroege voorjaar van 1792 een zachte dood aan het verval van krachten, ruim drieëntachtig jaar oud. Groots zijn de gedichten die op Jacobs dood worden geschreven, des te treffender zijn de brieven van deelneming die oprecht treuren over een trouwe vriend die zij roemen om zijn kennis, raad en vriendschap. ‘Wij moeten ten hoogste dankbaar zijn, en altoos verpligt blijven aan de oneindige goedertierentheid des Allerhoogsten, welke ons dien waardigen Man, zoo lange gelaten heeft (…) Wij missen egter ons Hoofd, Raed, Leidsman en Weldoender’ aldus zijn kinderen. Jacob van Citters wordt een kleine week later bijgezet in het familiegraf in de Oude Kerk, naast zijn vrouw Anna Sara.

Jeroen-Martijn H. van Haart

Bronnen:
J.M.A.T.F. H. van Haart, Zeeuwse Elite (onderzoeks-database)
Het Utrechts Archief, Familiearchief Des Tombe (diverse stukken)
F. Jagtenberg, Willem IV – Stadhouder in roerige tijden 1711-1751, Nijmegen 2018
J.J. Steur, Herstel of Ondergang. De voorstellen tot redres van de VOC 1740-1795, Utrecht 1984
I.H. Vogel-Wessels Boer, Popkensburg, Nehalennia nr. 152 (2006), 26-42

 

Gerelateerd

Portret Caspar van Citters (1674-1734)

G1555

Portret van Jacob van Citters

G1562

Dekselbokaal

G1873

Portret Magdalena Verheye

G1557

Portret Anna Sara Boudaen

G1564

Portret Jacob van Citters

G1560

Portret Anna Sara Boudaen

G1524

Portret Jacob van Citters

G1559

Portret Magdalena van Citters

G1585

Portret Jacob Verheye

G1642

Gerelateerde dossiers

Een portret van Aernout van Citters (1633-1696)

Judith van Berlecom

First lady van Zeeland

Een gespikkelde vogel

‘Behendig Staatspilaar’

Bescheiden kasteelvrouwe

IJdele onschuld

Kien & conservatief

Geleerd buffetheer