Dossier: Geleerd buffetheer
Johannes Schorer (Middelburg 1650-1705) verkiest in zijn carrière duidelijk het bestuur boven de politiek, hoewel dat laatste hem zeker niet onberoerd laat. Voor de familie Schorer is hij een van de grondleggers van de traditie van meer ambtelijk dan politiek bestuur, maar met een scherp inzicht voor de winnende hand. Johannes, meest Johan (soms jr.) is een man met een hart en een verstand, een rechtsgeleerde van het buffet die mogelijk zelf liever op de kansel was geklommen, maar vooral als dichtende classicus herinnerd zal blijven.
Eind november 1650 wordt hij - letterlijk een zondagskind - geboren te Middelburg als het tweede kind van zijn gelijknamige vader, de koopman Johannes Schorer en domineesdochter Sara Thilenus. Zijn moeder is reeds eerder dat jaar (januari) van haar eerste kind bevallen, maar het jongetje (ook Johannes genaamd) leeft slechts veertien dagen. Als tweede kind wordt hij, drie dagen oud, in de Oude Kerk gedoopt als Johannes, met als peetouders zijn grootvader Lucas Schorer en grootmoeder Maria de Fraeye, de weduwe Thilenus.
Na de gebruikelijke eerste (Latijnse) scholing, gaat Johan in Leiden rechten studeren. Voor een jongen uit de gevestigde koopmansstand is rechten de uitgelezen studie om in het bestuur te geraken. Hij is er niet alleen, naast een neef en een latere zwager zijn er nog ruim dertig andere Zeeuwse jongelingen (de helft uit Middelburg) die zich dat jaar hebben ingeschreven; meest voor een studie rechten, maar ook medicijnen en vooral filosofie en theologie. Hier lijkt een verband te bestaan met de rector dat jaar. Friedrich Spanheim is een jonge, maar veelbesproken theoloog die twintig jaar eerder als proponent is begonnen in de Waalse kerk van Middelburg − heeft Spanheim zo’n indruk achtergelaten in Middelburg, of is het louter demografie? Het is bekend dat ook de rechtenstudent Johan Schorer zich in Leiden breed heeft verdiept in de klassieke geschiedenis, de oude talen en de godgeleerdheid. Hier speelt ook een sterke familiale invloed. Aan moederskant zijn zowel grootvader Willem Thilenus als enkele ooms predikanten − en wel allen in de stroming van de Voetianen, een preciezere leer die in tijden van heftige twisten wel eens is beschreven als een oud-testamentische zweep.
De familie Schorer behoort in Aken in de zestiende eeuw tot de katholieke regentenstand, maar de protestantse geloofsovertuiging drijft grootvader Lucas van alles weg. Als koopman komt hij via omwegen in het protestantse Middelburg terecht. Vader Schorer zet dit koopmanschap met succes voort, maar langzaamaan raakt de familie meer gevestigd en daarmee komen grotere ambities. Het Rampjaar (1672) heeft mede tot gevolg dat in vele provincies van de Republiek de staatsgezinde politiek na twee decennia ten einde komt. Of de familie Schorer zelf uitgesproken pro-Oranje is, blijft onduidelijk, maar oom en predikant Johannes Thilenus, een Voetiaanse hardliner, is de mening toegedaan dat de benoeming van de prins (Willem III) even zo nodig is voor het land als de opstanding van Christus voor de kerk. In 1672 helpen God en Oranje vooral elkaar door gezamenlijk het vaderland te redden. Zo belandt vader Schorer als magistraat rijkelijk laat maar vol op het pluche. Vanaf nu hebben de Schorerzonen en -neven ineens meer perspectieven.
Al wat hij leert in Leiden zal Johan zijn hele leven blijven interesseren, zoals blijkt uit getuigenissen en de paar nog overgebleven gedichten van zijn hand. De la Rue schrijft dertig jaar na zijn dood over hem dat hij ‘(...) ten opzigte van lieden zynes rangs en ampts, ongemeen verre [was] gekoomen in de kennis der Grieksche taale, dermaate dat het hem niet moeilyk viel daar in onderlinge briefwisseling met geleerde vrienden te houden.’ Johan is naar verluid weleens als bijnaam ‘de verlopen proponent’ gegeven, maar het is vooral het beeld van een classicus dat opdoemt. Echt verrast kan men dus niet zijn bij het zien van zijn portret, dat hij in 1677 laat maken door de Middelburgse schilder Zacharias Blijhooft. De licht loensende krullenbol is gekleed in een Japanse huisrok van rijk zilverbrokaat, gevoerd met goud satijn. Terwijl hij naar de passant kijkt, houdt hij een boek in de rechterhand met zijn duim erin gestoken, alsof hij wil vragen: Duurt het lang? Ik wil lezen.
Een goede twee jaar later wordt hij aangesteld als tweede secretaris van Middelburg. Samen met de eerste secretaris stuurt hij het ambtelijk apparaat van de stad aan, met boven hen de pensionaris(sen) als de juridische afdeling. In de wandelgangen worden zij gezamenlijk ‘de heren van het buffet’ genoemd.
In het voorjaar van 1680, inmiddels zelf dertig jaar, huwt Johan met Maria, de oudste dochter van admiraliteitssecretaris Johan Steengracht en Barbara Veth. Maria is een dochter uit de oude regentenstand, die goed onderwijs heeft genoten; zowel haar bevalligheid als kennis worden geprezen, evenals haar schranderheid in beide. Naar aanleiding van hun huwelijk laten zij zich in twee portretten vereeuwigen door de Hollandse schilder Nicolaes Maes, die de dan modieuze antieke, voluptueuze stijl hanteert. Twee dochters worden geboren. Het eerste meisje haalt helaas haar eerste verjaardag niet, het tweede zal opgroeien tot een volwassen vrouw. De jonge mevrouw Schorer zal dit echter niet mogen meemaken. In het vroege voorjaar van 1683, Maria is in de zevende maand van haar derde zwangerschap, doet zij een flinke verkoudheid op. Deze treft haar zodanig dat zij aan zware koorts zal bezwijken, en nog wel op haar derde trouwdag. Haar weduwnaar is radeloos: ‘Zo wierd mijne ziel schielijk afgescheurt van eene vrouw die dezelve zoo geheel en al bezat, dat ik haar duijzent schuldig was, ende geern zoude hebben willen geven ware het in mijn vermogen geweest.’ Drie jaar, zo dicht hij in het Latijn, had het maar geduurd tot de dood − jaloers op haar echtgenoot − haar en haar kind redde naar het eeuwig leven. Dit laat Johan zetten op haar grafzerk in de Oostkerk. De steen met de ontroerende tekst is er nog altijd, maar is voor het laatst kort gezien in 2021 met de vervanging van de houten (dek)vloer.
Hoewel ontroostbaar is er ook de realiteit: Johan is een jonge weduwnaar van nog geen vijfendertig met een jong kind, hij zal moeten hertrouwen - al duurt dat nog twee jaar.
In de zomer van 1685 huwt hij Catharina Margaretha van Vierssen (Leeuwarden 1665-Middelburg 1716), de jongste dochter van een gevierd Fries staatsman. Omdat de bruid is geboren in het verre Leeuwarden, doemt de vraag op hoe dit huwelijk ontstaan is. Een mogelijk antwoord ligt bij haar oudste zuster die tweemaal huwt met een Zeeuw en zo in Middelburg is terechtgekomen - en zo beslist een bekende van de Schorers moet zijn geweest. Voor de navolgende generaties zullen de Zeeuwse Schorers steeds een innige band onderhouden met hun Friese verwanten. Ook uit dit tweede huwelijk worden meerdere kinderen geboren, maar hiervan groeien slechts één dochter en zoon op tot volwassenen. Het echtpaar Schorer neemt ook de verweesde kinderen van Johans broer Willem en diens vrouw (die in december 1702 gelijktijdig sterven) in hun gezin op. Zoals zij later aan een nicht zal schrijven zijn de kinderen, een jongen (14) en twee meisjes (12 en 9), hen meer tot vermaak dan tot last.
Het zijn inmiddels wel heel andere tijden. De politieke vernieuwing van 1672 blijkt al spoedig meer van hetzelfde, maar ook dieper oranje gekleurd. De nieuwe bestuurders van 1672, onder wie veel kooplieden, zijn in dertig jaar steeds verder overvleugeld geraakt door de meer aristocratische gunstelingen van het (koninklijk) hof van Oranje. Vader Schorer, toch driemaal burgemeester geweest, verliest steeds meer invloed en kan niet anders dan het met lede ogen aanzien; hij sterft net voor de eeuwwisseling. Ook Johan zelf zit dan al twintig jaar behoorlijk vast in het buffet - zonder enige progressie in zijn carrière. Met de dood van stadhouder-koning Willem III ontstaat wederom veel politieke spanning. In Zeeland is men inmiddels de regenten van Oranje beu, maar meer nog het opzichtig cliëntelisme rondom de Eerste Edele, zelf ook een Nassau. Het is 1702 en in Middelburg rommelt het weer heftig. Johan is waarschijnlijk al eerder van kamp gewisseld, maar hij en zijn (eerste) schoonvader Johan Steengracht worden in deze revolutie van opstandige regenten gezien als leidende figuren. Hij wordt ervoor beloond. Binnen het buffet schuift hij eindelijk door naar de positie van pensionaris, waarmee hij nu de belangrijkste juridisch adviseur en woordvoerder van de stedelijke magistraat is. Pas met zijn eigen zoon komt er, mede door de Friese verwanten, weer een nadering tot de partij van Oranje, die overigens aan het einde van de achttiende eeuw weer ongedaan gemaakt wordt.
Voor Johan Schorer komt het echter heel abrupt tot een einde. Heel lang heeft hij niet van zijn bevochten promotie mogen genieten. Het blijft rommelen in Middelburg, met nog een flinke revolte in 1704, maar Johan neemt er ditmaal nauwelijks aan deel; hij is ziek en zijn ambt wordt door een voorganger waargenomen. Die winter van 1704-1705 heeft hij volgens zijn vrouw veel gelezen, gemediteerd en zich steeds meer teruggetrokken van de wereldse zaken. Begin mei 1705 vat hij een zware kou die op zijn longen slaat. In drie weken tijd verzwakt hij zozeer dat het hem fataal wordt. Johan Schorer sterft net voor het einde van die maand, slechts vierenvijftig jaar oud. Een paar dagen later wordt hij met gepast ingetogen ceremonieel bijgezet in het familiegraf in de Nieuwe Kerk van Middelburg.
Petrus Pettenius, lector aan de Latijnsche School, schrijft een lovend lijkdicht waarin ook nu de dood wordt aangesproken op zijn wrede werk: ‘Verwoede dood - / nu moort gy weer, de eer en roem der brave, / Afgunstige, en bonst met eene slag / Een Landjuweel van Wysheid, Deugd, Gesag, / Met al, wat dient geroemd te zyn, ten grave.’
Jeroen-Martijn H. van Haart
Bronnen
J.M.A.T.F. H. van Haart, Zeeuwse Elite (onderzoeks-database)
KZGW, Handschriftenverzameling, diverse inventarisnummers.
Zeeuws Archief (Middelburg), Familiearchief Schorer, diverse inventarisnummers
M. van der Bijl, Idee en Interest, Groningen 1981
W.N. du Rieu, Album studiosorum Academiae Lugduno Batavae, Den Haag 1875
P. de la Rue, Geletterd Zeeland, Middelburg 1734