Dossier: Een portret van Aernout van Citters (1633-1696)
Het portret dat de Engelse societyschilder Godfried Kneller in 1692 van de toenmalige Nederlandse ambassadeur aan het Engelse hof maakte, is niet alleen een mooi portret van een interessante Zeeuw maar ook een goede aanleiding wat nader op zijn leven in te gaan.
Aernout van Citters werd op 10 december 1633 in Middelburg geboren als zoon van Aarnout van Citters en Anna van der Stringe. Na een opleiding aan de Latijnse school in Middelburg en een rechtenstudie in Leiden ging hij in 1655 werken als jurist. Zijn eerste huwelijk werd in 1659 gesloten met Christina de Brauw, die echter in 1661 in het kraambed overleed. In tweede instantie trouwde hij op 24 oktober 1663 met de Middelburgse Josina Parduyn. Met haar kreeg hij in de loop van vele huwelijksjaren maar liefst zestien kinderen.
Van Citters' ambtelijke carrière verliep voorspoedig. In 1667 werd hij benoemd tot raadsheer in het Hof van Vlaanderen, in 1674 tot raadsheer in het Hof van Holland en Zeeland en in 1680 tot lid van de Hoge Raad. De laatste functie oefende hij echter maar korte tijd uit, omdat de Staten-Generaal hem tot ambassadeur in Londen benoemde. Engeland was in deze jaren een moeilijke post. Vooral in 1688 toen stadhouder Willem III, die getrouwd was met de Engelse prinses Mary Stuart, plannen smeedde om zijn schoonvader James II van de troon te stoten, werd van Van Citters de nodige diplomatieke behendigheid gevraagd. Naarmate de tijd vorderde, zag ambassadeur Van Citters zijn positie voortdurend lastiger worden door de in de ogen van de Engelsen onverklaarbare toename van de bewapening van de Nederlandse vloot. Toen de ware bedoeling hiervan op 12 november 1688 aan het licht kwam, ‘geraakte de Koning Jacobus ten hoogste op hem verstoord’ en begon het gepeupel zich rond Van Citters' ambtswoning te verzamelen. De ambassadeur liet zich echter niet kennen, bleef op zijn post en liet zijn huis 's nachts door meer dan vijftig potige kerels bewaken.
Het liep gelukkig allemaal goed af en na de kroning van Willem III tot koning van Engeland zal Aernout van Citters opgelucht adem hebben gehaald. De hele affaire was hem echter niet in de koude kleren gaan zitten en in 1691 besloot hij ontslag aan te vragen. Terwijl hij op antwoord wachtte, liet hij zijn portret schilderen door Godfried Kneller (1646-1723), een van oorsprong Duitse schilder die in 1680 door Charles II tot hofschilder was benoemd en ook aan het hof van stadhouder-koning Willem III populair bleef. Tientallen leden van de Engelse adel lieten zich in deze jaren portretteren door Kneller, die het schildersvak in Amsterdam in de ateliers van Rembrandt en Ferdinand Bol had geleerd.
Helaas kreeg Van Citters, nadat hem in 1694 ontslag was verleend, niet de door hem zozeer begeerde rust. De Staten-Generaal benoemden hem al snel tot buitengewoon ambassadeur in Spanje. Hoewel hij in mei 1696 naar Madrid afreisde, heeft hij zich nooit officieel aan het Spaanse hof kunnen presenteren. Aernout van Citters overleed in Madrid na een uitputtende ziekte op 12 oktober van dat jaar. De droeve boodschap dat vier van zijn kinderen – zijn zonen Jan (12) en Adriaan (17) en zijn dochters Emerentia (25) en Anna (30) – op 10 juli 1696 tijdens de reis van Londen naar Zeeland ter hoogte van Brouwershaven waren omgeslagen en verdronken, moet hem nog hebben bereikt. Ook berichten over de verwoede pogingen van familieleden de stoffelijke overschotten van zijn kinderen te bergen, moet hij nog gekregen hebben. Via een advertentie in de Amsterdamsche Courant van 20 juli riep men op naar hun stoffelijk overschot uit te zien. Voor elk lichaam dat werd gevonden, loofde de familie een beloning van 100 zilveren dukatons uit. De beschrijvingen in de advertentie waren uitvoerig. Zo was zoon Adriaan ‘magerachtig, redelijk lang naer zijn ouderdom, lang van aengesigt, groot van neus, een weynich lang van kin, de mond wat voor uyt puylende, donker blond van hair’ en had het jongste jongetje knieën die ‘een weynig binnenwaerd gedraeid’ waren. Het oudste meisje was ‘een juffrouw van 27 of 28 jaren, middelmatig van talie, redelijk vet, fijn en rond van aengesigt, swaer blond haer’. Emerentia werd beschreven als redelijk lang, ‘grof van gebeente, bruyn van vel, het aengesicht vol kleine pokdalen’, gekleed in linnengoed gemerkt met een E en een kroontje. Op het portret dat het Zeeuws Genootschap van Emerentia bezit (G1550), ziet zij er aanzienlijk beter uit dan deze beschrijving doet vermoeden. Ook van haar donkere huidskleur is niets te zien. Als zij werkelijk ‘bruyn van vel’ was, roept dat natuurlijk de nodige vragen op. Was zij wellicht het resultaat van een slippertje van Van Citters, dat toch in zijn gezin was opgenomen?
Het moeten voor de familie zware maanden geweest zijn. Des te meer omdat het transport van het stoffelijk overschot van Aernout van Citters vanuit Madrid naar de Republiek niet soepel verliep. Pas vijf maanden na zijn overlijden kon de kist met zijn lijk op 13 maart 1697 aan boord van een Nederlands schip gebracht worden, maar van een voorspoedige overtocht was geen sprake. Het eskader waartoe dit schip behoorde, werd tijdens de reis door Franse kapers aangevallen, veroverd en opgebracht in Port St. Louis. Ondanks interventie van de Franse koning Lodewijk XIV die het stoffelijk overschot van ambassadeur Van Citters snel vrijgaf, kwam de kist pas begin januari 1698 over land in Rotterdam aan. Daar bracht men het aan boord van een jacht van de Admiraliteit op de Maze om het laatste stuk van de reis naar Middelburg af te leggen. Door de opkomende vorst en daarmee gepaard gaande ijsvorming kwam het admiraliteitsjacht echter niet verder dan Dordrecht en was men gedwongen te wachten op het invallen van de dooi voordat de reis kon worden voortgezet.
Pas anderhalf jaar na zijn dood werd Van Citters' gebalsemde lijk op 17 januari 1698 in de Middelburgse Oude Kerk ten grave gedragen. Twee kamers in zijn voormalige woning waren voor die gelegenheid geheel met zwart behangen. In de eerste stond de kist op een verhoging, in de tweede kamer – waar de genodigden samenkwamen – hing een groot rouwbord met zijn kwartieren voor de schoorsteen. De stoet die hem die avond naar zijn laatste rustplaats begeleidde en werd bijgelicht door tientallen flambouwen, was indrukwekkend. Voor de rouwkoets, waarvan de slippen van het doodskleed door vier jongelingen werden vastgehouden, liepen zeven bidders, een knecht met het rouwwapen en een zestiental boden van de Staten van Zeeland en de stad Middelburg. Achter de rouwkoets reden maar liefst twintig volgkoetsen. Een groot aantal prominente Zeeuwen bracht hem de laatste eer.
Van Aernout van Citters bezit het Zeeuws Genootschap meerdere portretten in de vorm van schilderijen, pastels en prenten. Dit portret van Kneller uit 1692 geeft echter het meest indringende beeld van deze bijzondere man.
Katie Heyning