Dossier: IJdele onschuld
Het leven van Stephanus Versluys (Middelburg 1694-1736 Batavia) laat zich lezen als een schurkenroman. Volgend in het spoor van velen als ‘dienaar’ van de VOC, is hij allerminst uniek in zijn handelen, maar de gebeurtenissen van zijn tijd zitten hem flink tegen. Als ontslagen gouverneur van Ceylon is hij publiek tot voorbeeld gesteld als één van de boeg- en schrikbeelden van frauduleus wanbeleid. Hijzelf is tot aan zijn dood blijven volharden in zijn onschuld, wat hem de ultieme vernedering van veroordeling heeft bespaard.
Stephanus Versluys wordt in 1694 geboren in Middelburg, als oudste zoon van Cornelis Versluys en diens eerste echtgenote Adriana de Muincq. Zijn vader is een ambitieuze nieuwkomer, zijn moeder telg uit families van oude Zeeuwse landadel en politieke macht. Allen vooraanstaand in sociale status en beruchtheid - van libertijnse zeden tot machtsmisbruik en alles daartussenin. Stuur een slimme jongeling van bijna negentien jaar met zo'n achtergrond naar Oost-Indië dat (nog grootser dan het vaderland) draait op corruptie en nepotisme en het kan alleen maar goed gaan, nietwaar?
In 1713 vertrekt hij als onderkoopman voor de kamer Zeeland naar Batavia, aan boord van het schip ‘de Herstelde Leeuw’; en in relatief korte tijd doorloopt de jonge Versluys de hogere rangen binnen de Compagnie. Al in 1726 verkrijgt hij toegang tot het hoogste bestuursorgaan: de vergadering van de gouverneur-generaal met de ordinaris raden van Indië als stemhebbende en de extraordinaris raden als aanzittende adviserende leden. Versluys is toen benoemd in die laatste positie, met een goed vooruitzicht op promotie tot actieve deelname bij het openvallen van een vacature. Hoewel ervaring en kundigheid hier geen rol spelen, maar de dood en nepotisme des te meer, is tijd de grootste onzekere factor. Het kan snel gaan, maar ook lang duren. Meer dan eens worden deze extraordinaris raden dan ook uitgestuurd op missies of naar belangrijke buitenposten. Voor Versluys zal dit Ceylon worden, een van de belangrijkste gouvernementen en gekend bij iedere dienaar van de Compagnie als ideaal om in korte tijd fortuin te maken. Versluys wordt in 1729 naar Ceylon gestuurd om orde op zaken te stellen. Er zijn verontrustende berichten over de huidige gouverneur Petrus Vuyst, die Ceylon op zowel paranoïde als tirannieke wijze bestuurt. Van corruptie en particuliere handel is men niet onder de indruk, maar ook in Batavia schrikt men toch als het gaat over grootschalig machtsmisbruik, folteringen en executies. Versluys wordt naar Colombo gestuurd om daar het bewind per direct over te nemen en Vuyst per ommegaande naar Batavia te sturen, om zich te verantwoorden. Niet eerder (noch later) wordt één van de hoogste dienaren van de Compagnie zo publiek terechtgesteld. Vuyst op het schavot, gezeten op een stoel, is met een mes achterlangs de keel afgesneden; zijn lijk op een tafel gegooid en met een bijl gevierendeeld. Daarna is alles verbrand, stoel en al - de as ‘s avonds in een zak in zee gegooid. Een waarschuwing aan allen.
Men zal ook zorgvuldiger zijn geworden, maar alleen in het verbergen van alle ongeoorloofde praktijken. De aanklacht van corruptie en fraude zal in de jaren 1730 vaker voorkomen. Noodzaak, vindt men van hogerhand, maar juist in de hoogste rangen van de Compagnie komt dit het meeste voor. Procedures hebben dan ook doorgaans een persoonlijk of politiek motief; of de beklaagde is te gretig en niet discreet genoeg geweest. Corruptie is steevast een rode draad in ieders Oost-Indische carrière. Versluys′ eerste post als fiscaal aan de kust van Coromandel (1715) is gericht op fraudebestrijding, maar tegen de tijd dat hij op Ambon gouverneur is (1724), heeft hij zelf geruchten aan de broek hangen. Batavia zal het voor hem afdoen als laster. Ceylon (1729), dat toch al een reputatie had en nog meer na het schrikbewind van Vuyst, lag onder een vergrootglas. Versluys had beter moeten weten, maar ging te ver. De beschuldigingen zijn ernstig en komen zowel in Batavia als in Nederland op de vergadertafels terecht. Versluys’ bewind is weliswaar niet zo bloederig tiranniek als dat van zijn voorganger, maar zijn mate van zelfverrijking was zo mogelijk nog vele malen groter. Hemeltergende schraapzucht is hem door een negentiende-eeuwse historicus toebedeeld.
In de zomer van 1731 verzoekt Versluys zelf ontslag van zijn post als gouverneur, hij geeft aan te willen repatriëren. Batavia heeft echter te kampen met onderbezetting. Een promotie tot ordinaris raad van Indië volgt, zodat hij wel moet blijven. Intussen raakt Batavia in een bestuurlijke crisis. Gouverneur-generaal Durven en twee raden van Indië (zijn tweede schoonvader en een neef) worden wegens wanbeleid ontslagen op last van de Heren XVII. Het zal tot in het voorjaar van 1732 duren voordat er een opvolger en schot in de zaak komt, maar tegen die tijd zijn ook de geruchten over Versluys luider geworden. Wat volgt is een waanzinnige reeks van gebeurtenissen, die duidelijk maakt hoe diep disfunctioneel het hoogste bestuur in Indië is, zowel door de geografie als door de Compagnies dienaren zelf.
In Versluys' korte afwezigheid (1729-1732) is er dus veel veranderd en niet tot zijn voordeel. Bij zijn feestelijk vertrek naar Ceylon wist hij zich verzekerd van de hoogste bescherming, nu bij terugkeer is de ontvangst in Batavia een stuk killer. Hij wordt nog met ceremonieel aan land gehaald, maar de militaire honneurs zijn hem ontnomen.
In tegenstelling tot Vuyst is Versluys wel gehuwd in de bestuurselite van Batavia en deze banden zijn van groot belang. Zijn eerste echtgenote Adriana de Haan, sinds 1721, is de dochter van een gouverneur-generaal. Een jaar na haar dood huwt hij opnieuw, in 1728, met Geertruida Maria Metsue, stiefdochter van een directeur-generaal. Daarnaast zetelt een zwager in de Raad van Indië, een neef in de Raad van Justitie en nog eens drie vrienden op eveneens hoge posten in Batavia. Waar Versluys niet op gerekend zal hebben, is dat juist hierom de aanklager, de advocaat-fiscaal Isaac van Schinne zich op eigen verzoek terugtrekt. In een uitgebreid juridisch pleidooi stelt hij dat hoewel hij en Versluys geen vrienden zijn, zijn zuster wel is gehuwd met diens halfbroer - beiden in Nederland. En ook dat zijn echtgenote een stiefgrootmoeder had, wier eigen dochter Versluys' eerste vrouw was. Het beste mens is al twintig jaar dood, maar dit is de realiteit van Batavia en zelfs heel Indië: de bestuurders zijn vaak zo nauw verwant dat er altijd wel iemand is om een hand boven het hoofd te verlenen. En Van Schinne stelt dat hij juist omwille van de zwaarte der beschuldigingen zwakheid wil voorkomen waar strengheid is geboden. Integriteit, daar gaat het om; dat, en het zou zijn eigen reputatie kunnen schaden.
Het proces voor de Raad van Justitie zal door onderbezetting, onderzoek, trage communicatie en interventie vanuit Nederland eindeloos voortduren. Versluys beraamt zich gedreven op zijn repliek, maar wil ook gehoord worden. Meermaals verzoekt hij de nieuwe gouverneur-generaal Van Cloon, die geen vriend van hem is, in de vergadering te mogen verschijnen. Op een goede dinsdag is de Raad eens vroeg klaar met alles en besluit om hem dan maar te laten komen. Het meest prangende probleem van de heren op dat moment is waar Versluys moet gaan zitten – een pijnlijke notulering die perfect de statuswaan toont waar vooral Europeanen in de tropen aan lijden. Versluys komt, hij mag zitten en zelfs spreken – beginnend met een relaas over hetgeen is voorgevallen sinds zijn aankomst op Ceylon; hoe hij die chaotische directie weer op orde heeft moeten brengen; en hoeveel vijandelijke laster hem sindsdien ten deel is gevallen. Hij, die toch altijd het beste heeft voorgehad, besluit met een ‘energique vertoninge van het hartseer’ - en klaagt vervolgens over het volk dat hem dagelijks beschimpt omdat hem de militaire honneurs zijn ontnomen. Versluys is de risée van Batavia en vooral dat steekt hem diep. Wanneer Versluys weer vertrekt, blijft de Raad bijeen en besluit hem dan toch maar weer die honneurs terug te geven, om hem ‘te decken voor de kleinagting van menschen die dog altijd gewent zijn sig van zulcke gelegentheden te bedienen’.
Het is januari 1733 en het ergste moet nog komen. De nieuwe aanklager Lakeman is nog maar kort in Indië en net in de Raad van Justitie benoemd. Hij wil zich duidelijk bewijzen, schrijft lange pleidooien en schroomt daarin nergens als hij spreekt over de ‘kunstgrepen en konkelarijen’, de ‘vuijle morsserijen’ en ‘secrete draijerijen’ op Ceylon. In de zomer van 1733 dringt hij aan op het arrest van Versluys die vrij rondgaat, terwijl de anderen zijn opgesloten in het kasteel van Batavia. Zijn voornaamste argument is dat er vreemde schepen op de rede liggen, waarmee hij suggereert dat Versluys zou kunnen vluchten. Uiteindelijk lukt het Lakeman, al kiest men voor huisarrest onder bewaking. Ook dat duurt niet heel lang. Versluys voldoet aan de borgtocht van een duizelingwekkende 50.000 rijksdaalders met een stapel waardepapieren en mag voortaan weer vrij van huis. Lakeman wil opnieuw arrest en doet alles om Versluys' ‘wanschrikkelijke turbulente en exorbitante desseijnen’ bestraft te krijgen als voorbeeld voor anderen. Hij bereidt zelfs een aanklacht voor die wel moet leiden tot zware lijfstraffen. Dit gaat de Raad van Justitie te ver. Lakeman wordt vervangen. Het is in deze zomer (en misschien wel daarom) dat Versluys besluit zijn elfjarige zoon naar Nederland te sturen. Zijn zwager De Witte van Schooten staat op het punt te repatriëren als commandeur over de grote retourvloot die in de winter naar Nederland vaart. Het zoontje mag gratis mee.
Versluys zal blijven werken aan zijn verdediging, ook als zijn slechte gezondheid hem inhaalt. Een hele parade aan doktoren en andere kwakzalvers staat hem intussen bij. In februari 1736, inmiddels vier jaar na terugkomst in Batavia, laat hij de notaris driemaal opdraven naar zijn huis in de stad. Versluys - ‘siek naer den lighaems te bedde leggende, egter Sijn Edele verstand wel hebbende,’ - laat zijn testament opmaken en dicteert nog diverse aanvullende codicillen. Er gaan aanzienlijke legaten naar zijn familie in Nederland en de trouwe vrienden in Batavia, ook naar zijn personeel en slaven. Nog steeds overtuigd van zijn gelijk schenkt hij hierin speciale aandacht aan het papierwerk, dat her en der in bureautjes ligt. Tot executeurs benoemt hij zijn vrienden Schaghen, De Haze en De la Faille, respectievelijk twee raden van Indië en een raad van Justitie. Zij alleen zullen het recht hebben om het papierwerk in zijn huis in te zien, te beheren en zelfs te vernietigen naar eigen inzicht, zodat de procedure verder gevoerd kan worden. In het oog springende legaten zijn de twee trompetten aan de nieuwe gouverneur-generaal Patras en een in goud gezette 'pedro porco' (bezoarsteen), een kostbaarheid die absoluut niet verkocht mag worden en alleen zijn zoon toekomt.
Op 27 februari 1736 sterft Versluys na een lang ziekbed. De Raad van Indië geeft toestemming alle statie te verlenen die hem zou toekomen als actief raad van Indië. Met die begrafenis is zijn eer publiek gered, over het proces wordt op straat niet veel meer gesproken. Zijn dertienjarige zoon Mattheus Cornelis, die nu in het verre Middelburg naar school gaat, is de enige erfgenaam en zal het vermogen erven - al komt het in stukjes en beetjes, want nog jarenlang zal men procedures voeren over compensaties en boetes. Veroordeling of niet, het is een vermogen waarvan de hoogte alleen al genoeg bewijs is voor de schraapzucht van zijn vader.
Uiteindelijk is Versluys’ portret eveneens over zee opgestuurd en in de familie bewaard gebleven. Hierdoor hebben we een beeld van dit hautaine heerschap en zijn blik spreekt boekdelen: zo ziet ijdele onschuld er uit.
Jeroen-Martijn H. van Haart
Bronnen:
J.M.A.T.F. H. van Haart, Zeeuwse Elite (onderzoeks-database)
Nationaal Archief (’s-Gravenhage), Archief van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), diverse inventarisnummers
Ulrich Gerard Lauts, Geschiedenis van de veroveringen van de Nederlanders in Indië tot in het jaar 1811, vol. 1, Kampen, 1864
Zeeuws Archief (Middelburg), Familiearchief Van Reigersberg Versluys, diverse inventarisnummers