Dossier: Strafexpeditie naar de westkust van Guinea 1869

Afschrift van het journaal van den 2e Luitenant der Vaste Bezetting ter kuste van Guinea, J.M.C.W. Joost bijgehouden gedurende zijn verblijf te Commendah vanaf 9 November 1869 t/m 18 Januarij 1870

Woensdag
Ten 5½ uur des morgens treden de Afrikanen en gegageerde soldaten van het O.I. leger, bestemd om onder mijn Kommando met de Europeanen van de op de reede van Elmina leggende schepen Koopman en Amstel naar Commendah te marcheren, aan.
De 75 Afrikaansche soldaten, waaronder 2 sergeanten, 5 korporaals, en 2 hoornblazers, ontvangen benevens de 2 Europesche sergeanten ieder 4 pakjes patronen; de 20 gegageerden ieder 2 gladloops patronen.
De 52 aanwezige veldflesschen worden met water gevuld en onder de manschappen verdeeld, zoodat 3 man 2 veldflesschen ontvangen.
Daarop komt de heer Gouverneur op de binnenplaats van het kasteel en inspecteert de troep, waarna ik met de soldaten naar de landingsplaats marcheer, alwaar ik mij onder bevelen stel van den Luitenant t/z 1e kl. Ten Bosch, kommandant der expeditie.
Behalve de 75 Afrikaansche soldaten, 20 gegageerden, 2 Europesche onderofficieren en mijn persoon, nemen 98 Europeanen behoorende tot ZM stoomschepen Koopman en Amstel aan de expeditie deel.
Aan de troepen waren nog toegevoegd 5 gidsen en 55 bagaadje dragers, alsmede de schrijver Plange die als tolk aan de expeditie was toegevoegd.
De opstelling der troepen was als volgt:
De voorhoede onder mijn kommando, was samengesteld uit: een Europeesch sergeant, 1 korporaal en 4 mariniers, een sectie Afrikanen, benevens gegageerden.
De hoofdtroep bestond uit:
twee pelotons, welke gekommandeerd werden, het eerste door den luitenant t/z 2e kl. Quispel, het tweede door [2] de luitenant t/z 2e kl. Hudig; de niet bij de voorhoede ingedeelde Afrikaansche soldaten waren bij deze pelotons ingedeeld, alsmede de gegageerden; een houwitser en een mortier van 12 duim onder kommando van den bootsman der Koopman.
De achterwacht, onder kommando van den adelborst 1e kl. Hora Siccama, werd gevormd door diens sectie. De functie van luitenant adjudant werd verrigt door den 1e luitenant der mariniers van Braam Houckgeest, en de dienst van adjudant van den kommandant, den Heer Ten Bosch, door den adelborst 1e kl. Kloek; als dokter was de officier van gezondheid 2e kl. Mattak Fontein aan de troep toegevoegd.
Ten ongeveer 7uur des morgens had de afmarsch uit Elmina plaats; de heer Gouvermeur en de ambtenaren benevens eenige particulieren deden de troep uitgeleide tot aan de Veersche redoute, alwaar zich de heer assistent Boers bevond, met een peloton Afrikaanse soldaten, om het medeloopen der bevolking te beletten.
Ten circa 10 uur werd er rust gehouden te Ankwanda.
Omstreeks 12 uur des middags kwamen wij te Ampenie, alwaar het bivouac werd opgeslagen.
De heer van Braam Houckgeest was belast met het uitzetten der wachten en posten tot veiligheid; deze bestonden uit een frontwacht en een bivouacwacht, en werden betrokken om de 2½ uur, iedere wacht bestond voor de helft uit Europeanen en Afrikanen. De frontwacht werd opvolgend gekommandeerd door de Luitenants t/z 2e kl. Quispel, Hudig en mijn persoon.
De bivouac wachten werden eveneens om de 2½ [3] uur afgelost en beurtelings gekommandeerd door den adelborst Hora Siccama, den machinist Vermeer en den sergeant der mariniers van Beveren.

11 November

Donderdag
Heden morgen ten 3 uur overal; daarna schaften voor de Europeanen, uitdeeling van oorlam en drinkwater, en ten 4 uur afmarsch naar Commendah. 
De luitenant t/z 2e kl. Quispel had het bevel over de voorhoede; de luitenant t/z Hudig kommandeerde het eerste en ik het tweede peloton; het bevel over de achterhoede had de adelborst 1e kl. Hora Siccama.
De houwitser en de mortier bevonden zich tusschem het 1e en 2e peloton.
De marsch vorderde zeer langzaam, doordat de houwitzer zeer moeijelijk door het zand werd bewogen. Ten ongeveer 6½ uur kwamen wij aan den ingang van het Krom Comanie, alwaar wij eensklaps twee a drie schoten hoorden vallen, hetwelk terstond door de spits werd beantwoord; ook werden er twee schoten met de houwitzer gedaan, van een dezer twee schoten gaf ik op last van den heer Ten Bosch de rigting aan, zijnde ik door mijn verblijf in 1868 op Comanie eenigzins bekend met het terrein.
Daarop rukte de troep voorwaarts, doch daar de houwitzer door de terrein hindernissen niet konde volgen langs den boschkant, gelastte de heer Ten Bosch mij met mijn peloton de houwitzer langs het strand op de grens van Comanie en Commendah te brengen; waartoe ik genoodzaakt was de Afrikaansche soldaten aan de houwitzer te laten trekken.
Het stoomschip de Koopman hetwelk in den morgen van dien dag vroegtijdig onder stoom was gegaan, bleef ons tot Comanie op zijde, en gaf toen het ter reede van Commendah was gekomen een sein met de vlag dat er zich negers op het strand bevonden, die aldaar [4] tot zij de signaal hoorn van onze troepen hoorden, waarop zich één hunner op eene hoogte begaf om de aankomende troepen waar te nemen, vervolgens bedaard terugkeerde, waarna de kanos van het strand naar het bosch werden gesleept. Een en ander vernamen wij van boord.
Zoodra ik met de houwitzer op de landingsplaats aankwam, vervoegde ik mij weder bij de overige troepen, welke aldaar een weinig te voren waren gearriveerd; ook was daar alreeds een peloton matrozen onder den luitenant Cadet, benevens een drie ponder gedebarkeerd. Er werden nu eenige schoten met de houwitzer op Commendah en in het daarbij gelegen bosch gedaan, benevens eenige worpen met den mortier van 12 dm; daarop trok de voorhoede het Krom in, terwijl het 1e peloton onder den luitenant Hudig en het 3e onder mij, met den Heer Ten Bosch en den Luitenant v. Braam Houckgeest, de ruïnes van het fort te Commendah binnentrokken.
Het peloton van den luitenant Cadet bleef vóór Commendah post vatten.
De vlag der landingsdivisie werd op de voorzijde van het fort geplant door een matroos, door den luitenant Hudig daartoe aangewezen, en door den negersoldaat Kwakoe David; daarna werd het fort onderzocht.
Kort daarop hoorden wij schoten vallen in het bosch; het bleek weldra dat men van uit het bosch had gevuurd op de onzen, tengevolge waarvan één der oude gegageerden, genaamd Koffie Houtje, gewond was in den linker voorarm; na het Krom te hebben doorzocht en de vijandelijke negers uit het Krom te hebben verjaagd, werden de troepen teruggetrokken op de grens van Commendah; doch naauwlijks aldaar aangekomen zijnde hoorden wij [5] schieten van uit het bosch in de rigting van het strand. Terstond rukten wij in die rigting voorwaarts, het Krom werd door de troepen in alle rigtingen doorzocht, zonder dat er iets van den vijand bespeurd werd.
Teruggekeerd zijnde werd door den heer van Braam een postenketen om het bivouac getrokken. Daarop zagen wij de kwartieren van Elmina langs het strand op Comanie aanrukken en zich bij de ruïnes van het fort Vredenburg aldaar legeren.
De Europesche sergeant Bast was op de landingsplaats gebleven met een sectie Afrikanen, om de goederen te beschermen.
Het bivouac werdt op de grens van Commendah en Comanie nabij de landingsplaats betrokken.
De luitenant Cadet wordt met een peloton Europeanen, een sectie Afrikanen en 10 gegageerden, als voorposten wacht in Commendah geplaatst.
De grootten der Elminesche kwartieren, alsmede Esservie en de koning van Equafoe komen bij den heer Ten Bosch om hunne hulp aan te bieden; ZEg antwoordde hen dat zij zich voorlopig in Comanie moesten ophouden en niet in Commendah mogten trekken zonder zijne voorkennis.
De Europeanen en Afrikanen bouwen zich hutten van palmboombladeren en stokken; inmiddels ontvangen de Afrikaansche soldaten water doch geen eten, aangezien zij gedurende de beide eerste dagen geld, om in hun onderhoud te voorzien, hebben ontvangen.
De Koning van Equafoe verzoekt vergunning om Commendah te mogen binnentrekken, zulks wordt hem toegestaan; kort daarop hooren wij schoten vallen, waarop de Koning van Equafoe terstond terugkeert om eenige soldaten te vragen om volgens zijn zeggen den kop van een gesneuvelden Commendees te halen.
De bootsman met 2 Europeanen en de inlandsche korporaal Koning met twee Afrikanen en eenige gegageerden, worden aan den Koning van Equafoe medegegeven. Eenige oogenblikken later hooren wij een aanhoudend en sterk geweervuur, terwijl de luitenant Cadet om versterking vraagt. [6] Het geweervuur houdt op, de bootsman keert terug met twee ernstig gekwetste matrozen; ook de korporaal Koning heeft een schot in den bovenarm ontvangen, doch niet belangrijk. Volgens later uitgebracht rapport van den bootsman, moet zich de gegageerde soldaat Kobbena Pieter zeer goed gedragen hebben, en moet het alleen aan zijn koen gedrag te danken zijn, dat de gekwetsten zijn medegevoerd.
Ik ruk met de Europesche sergeant Van Ralen, de Afrikaansche sergeant Van Chama en een peloton Afrikanen op naar Commendah gevolgd door den luitenant Quispel met een peloton Europeanen; wij rukken tiraillerende het Krom in en worden met een aanhoudend en snel vuur ontvangen; de Afrikanen beantwoorden dit vuur vrij hevig, ik laat voorwaarts blazen, doch de geweerschoten der Commandezen houden aan.
Het peloton van den luitenant Quispel hetwelk achter mij is, rukt nu voorwaarts en verspreidt zich insgelijks. Ik laat ophouden met vuren blazen voor de Afrikanen, teneinde hen wat tot kalmte te brengen. Zoodra de Europeanen in de tirailleur-linie der Afrikanen komen, trekken dezen terug, hetwelk ik toeschrijf aan den eersten schrik; hierdoor stond ik weldra met den sergeant Van Ralen alleen tusschen het peloton van den luitenant Quispel; wij gingen nog eenige passen voorwaarts, doch kregen onophoudelijk vuur uit een linksch van ons gelegen boschje met papaaijen, vanwaar wij eenige Commandezen zagen vlugten. De marinier Brandenburg kreeg hier eene ernstige wonde; aangezien ik mij het digtste bij hem bevond, deed ik hem door zijne kameraden opnemen en van de plaats vervoeren. Het geweervuur hieldt op en wij trokken terug met [7] het bewustzijn den vijand verjaagd te hebben.
Nabij het bivouac teruggekeerd zijnde, ontvang ik order, mijn peloton en tirailleur op te stellen tegenover de boschrand welke zich ter regterzijde van het bivouac uitstrekte.
De luitenant Hudig stelt zijn peloton achter het mijne op, doch meer naar de zeezijde, zoodat zijne manschappen over de mijne, die op den grond liggen, kunnen heenvuren; terwijl ik eenige woorden met den heer Hudig wissel, worden wij door een kogelregen van uit het bosch begroet, zoodat ons de kogels om de ooren vliegen.
Ik krijg een paar doode stukjes lood tegen mijn regterhand, de luitenant Hudig evenzoo tegen zijn hoofd-deksel; wij beantwoorden dit schieten met een flink salvo; na hier ongeveer ruim een half uur vertoefd te hebben en van tijd tot tijd beschoten te zijn uit een huis aan de boschrand gelegen, trokken wij in het kamp terug.
Het was toen ongeveer 6 uur des avonds.
De troepen zijn op het bovouac als volgt opgesteld: de Europeanen aan de zijde van Commendah en de Afrikanen aan de zijde van Comanie; om de 3 uur worden de wachten ter sterkte van ééne sectie betrokken; bij de Europeanen heeft immer een sectie de wacht waarvan beurtelings de Heeren Quispel, Hudig, Cadet en ik kommandanten waren; bij de Afrikanen evenzoo een sectie onder de Adelborsten Siccama en Namie, en de Europesche sergeanten Van Ralen en Bast.
Omstreeks 6½ uur des avonds worden er eensklaps van uit het bosch schoten op het bivouac gelost, doch zonder dat iemand gedeerd werd; de kogels vlogen over onze hoofden; na een flink salvo terug te hebben gegeven, bleef het dien avond en nacht rustig.

12 November

Vrijdag
Heden morgen ten ongeveer 7 uur kwamen van boord aan wal de Gouverneur, de boekhouder, de fabriek en magazijnmeester, alsmede de overste Van Trojen.
De heer Le Jeune geeft last tot het aanvoeren van een vat zoutvleesch, waarvan de Afrikaansche soldaten, de 5 gidsen, de 55 dragers en 8 timmerlieden een ration ontvangen. [8] De heer Jansen begint met het bouwen eener houten loods voor de Europeanen. Omstreeks 2 uur des namiddags vallen er weder eenige schoten uit het bosch, die onmiddellijk worden beantwoord, daarna wordt alles weder stil. Er zijn zes Kaantjes vrouwen uit Elmina aangekomen, om van de hen van het gouvernement verstrekte milhio, Kaantjes te maken voor de Afrikaansche soldaten.
De Heer Hudig laat rondom het kamp eene borstwering maken van kanos en zand.
Om 6 uur des avonds, even na het aflossen der wacht, vielen er schoten van uit het bosch nabij Commendah, welke terstond door schoten met het geweer en den houwitzer werden beantwoord; alhoewel de vijandelijke kogels boven door de planken der loods gingen, is er toch niemand gekwetst. Heden is aan den kant der Afrikanen een 2 ponder in batterij gebragt.

13 November

Zaturdag
Heden morgen omstreeks 8 uur werd Commendah en het omgelegen bosch door de Koopman gebombardeerd; de troepen uit het kamp trekken terug op Comanie, teneinde beveiligd te zijn voor de granaten en karketsen; er worden ongeveer een 30 tal schoten gedaan.
Na het bombardement betrekken de troepen hunne plaatsen in het kamp weder; de Elminezen trekken Commendah binnen gevolgd door den inlandschen sergeant Van Chama, 35 Afrikaansche en 20 gegageerde soldaten.
Na een oorverdovend salvo voor het vervallen Krom te hebben gegeven, rukken zij het Krom en het nabij gelegen bosch in, en keeren ten ongeveer 11 uur des morgens terug met het berigt geen enkelen vijand gezien te hebben. Omstreeks 1 uur des namiddags komt mij de sergeant Van Ralen waarschuwen, dat de soldaten over hun [9] kaantje reclameren, hetwelk heden voor het eerst is uitgedeeld; ik ga naar de troep en hoor van den sergeant Van Ralen dat er vier soldaten hem hebben gebrutaliseerd; de soldaat Mijzang No 3 beklaagde zich, dat zij alleen met den sergeant Van Chama met de Elminezen hadden moeten medegaan, zonder blanke onderofficieren.
Ik maak rapport aan den heer Ten Bosch, ZEg komt bij de troep en straft, namentlijk:
den soldaat Tjasan met 13 dagen krom in de boeijen, wegens brutaliteit; en den soldaat Mijzang No 3 met 6 dagen krom in de boeijen, wegens het reclameren tegen de orders door den Gouverneur gegeven; tot het ondergaan dezer straf worden de genoemde soldaten naar boord der Koopman vervoerd.
De soldaten ontvangen dezen dag brood en spek, en voortaan driemaal daags water, van het schip; het eten der soldaten wordt geregeld als volgt:
de soldaten ontvangen twee kaantjes per dag, des morgens ten 8 en des namiddags ten 5 uur; alsmede een ration gezouten vleesch (ongeveer 2½ ons)
Ten ongeveer 5 uur des namiddags komt de heer Le Jeune aan wal en spreekt met mij over de voeding der soldaten; ZHEG zegt dat er nog meer Kaantjes vrouwen uit Elmina zullen komen.

14 November

Zondag
De tweede houten loods wordt door den heer Jansen opgeslagen; de Heer Gouverneur en de boekhouder komen aan wal; de Heer Gouverneur zegt dat de soldaten heden nog brood en spek van boord zullen ontvangen, en dat zij voortaan van gouvernementswege zullen worden gevoed, zooals gisteren is gemeld.
Er zijn 5 Kaantjes vrouwen uit Elmina aangekomen. De handlangers ontvangen betaling voor Zaturdag en Zondag ll. à f 0,35 per dag en per hoofd, zoodat er door mij f 42,- aan 55 handlangers en 5 gidsen wordt uitbetaald.
De dienst voor de Afrikaansche soldaten wordt door mij geregeld [10] als volgt: beurtelings betrekt een sectie de wacht gedurende 4 uren; een blanke onderofficier is Kommandant, waartoe de sergeant der mariniers, alsmede de beide Europesche sergeanten van het Werfdepôt zijn bestemd.
Dagelijks van 6–11 uur des morgens en van 1-5 uur des namiddags gaat een sectie onder Kommando van een der inlandsche sergeanten Commendah in, tot dekking der handlangers, die aldaar op gisteren begonnen zijn met het rozaren en vellen der klapper boomen; de beide overschietende sectieën blijven in het kamp disponiebel.

15 November

Maandag
Heden morgen voor het eerst - na de regeling der voeding - kaantjes uitgereikt aan de soldaten en timmerlieden; dienst als op gisteren. De handlangers gaan voort met het rozaren en verwoesten van Commendah; in den afgeloopen nacht hevige regen en onweêr gehad, waardoor zoowel Europeanen als inlanders door en door nat werden, daar het water aan alle kanten door de houten loods lekt.
Des morgen ten 7 uur onderzoek ik met 20 gegageerden Commendah in alle rigtingen, doch er wordt door ons geen spoor van vijanden ontdekt.
De soldaten Koffie Esson, Enketsia, Akwanaba en Kondua Kobbena gestraft met 8 dagen arrest, wegens zonder voorkennis het kamp te verlaten; de soldaat Ebbin Kobbena No 3 in het hospitaal te Elmina.
De kwartieren van Chama keeren terug.

16 November

Dingsdag
De dienst en werkzaamheden zijn als op gisteren; de heer Gouverneur en de boekhouder komen des namiddags ten 4 uur aan wal, alsmede de overste Van Trojen; genoemde heeren begeven zich, gedekt door een peloton Europeanen den weg naar Kwassie Krom op; ik begeef mij des namiddags met de beide disponiebele secties naar Commendah, en laat de manschappen de muren der huizen omverhalen en boomen vellen; een en ander ingevolge order van den heer Ten Bosch.

[11] 17 November

Woensdag
De dienst en de werkzaamheden als op gisteren; de heeren Gouverneur en boekhouder komen des namiddags afscheid nemen, om den volgende dag naar Elmina terug te keren.
De soldaten Kwakoe Mijzang No 3 en Penninajah No 2 gaan naar het hospitaal te Elmina.

18 November

Donderdag.
Ik schrijf een particuliere brief aan den heer boekhouder, waarin ik ZHEG verzoek om een vat zoutvleesch van Elmina te willen doen zenden; den heer Gouverneur te willen herinneren aan de belofte om de soldaten dagelijksch een oorlam te geven; tevens vraag ik in gemelde brief, hoe de verlichting bij de Afrikanen moet plaats hebben? en of er ook een houten loods voor hen wordt gebouwd.
Ten 5 uur des namiddags houd ik inspectie over de wapens der manschappen.
De overste der Koopman komt aan wal en ik verneem dat de Gouverneur, de boekhouder en de fabriekmeester des morgens naar Elmina zijn vertrokken; dat de soldaten dagelijksch een oorlam zullen ontvangen; 
dat er olie en lantaarns van boord zullen verstrekt worden;
en dat er een planken hut voor de Europesche onderofficieren zal gebouwd worden.
De soldaat Schek naar het hospitaal te Elmina; de soldaat Alexander Beverman gestraft met 8 dagen arrest, wegens het niet nakomen van gegeven bevelen.

19 November

Vrijdag
Heden komen 4 soldaten uit Elmina aan, teneinde de wegens ziekte weggezondenen te vervangen; de aangekomenen hebben geene veldflesschen en slechts drie hunner een broodzak. Ik stel het 2e peloton des morgens vrij van dienst teneinde de manschappen hunne wapens kunnen schoonmaken.
[12] Des morgens ten 11 uur wordt door mij inspectie van dit peloton gehouden.
De kanos dienende tot dekking van het kamp naar de kant van Comanie, worden eenige ellen naar voren geplaatst, teneinde bij alarm behoorlijk plaats te hebben tot het opstellen der Afrikaansche soldaten; er worden twee reijen hutten van palmbladeren, op drie el afstand van elkander, gebouwd door de Afrikanen, zoodat er genoegzame doorloop is.
Ik ontvang een vat zoutvleesch uit Elmina. Des nachts ongeveer 2 uur alarm, de Afrikaansche soldaten waren vlug bij de hand en rangschikten zich secties gewijs op de alarmplaats.
De soldaten Kwakoe Mijzang No 2 en Kwakoe Pra in het hospitaal te Elmina en de soldaten Kouw Mijzang en Kudjo Jan uit Elmina aangekomen.

20 November

Zaturdag
Het 1e peloton houdt zich des morgens van 6–11 uur bezig met het repareren en schoonmaken der kleeding; het 2e peloton hetzelfde des namiddags van 1–5 uur.
Uitgenodigd zijnde door den overste Van Trojen een dag naar boord te gaan, teneinde mij wat te verfrisschen, begeef ik mij met toestemming van den Kamps Kommandant des morgens ten 7 uur derwaarts, na de dienst overgegeven te hebben aan den sergeant Van Ralen; ik verneem aan boord dat de Amstel laatstleden nacht gepasseerd is, gaande naar Dixcove.
De soldaten Bart Willem en Andries Kobbema uit Elmina aangekomen.

21 November

Zondag
Ik keer ten ongeveer 8 uur des morgens van boord terug en verneem er niets bijzonders in mijne afwezigheid is voorgevallen.
Heden geen dienst; ten 9 uur gewapend appel [13] voor den Kamps Kommandant, die zijne tevredenheid betuigd aan de soldaten over hun gedrag in het Kamp.

22 November

Maandag
Dagelijksche dienst; de koning van Equafoe komt kennis geven dat hij in het bosch nieuw aangelegde voetpaden heeft ontdekt in de rigting van het kamp; des avonds ten 6 uur wordt mij per schriftelijke order medegedeeld, des morgens ten 5 uur deel te nemen, met 2 secties Afrikanen en 10 gegageerden, aan eene militaire verkenning naar de Goldhill; daar het aantal Afrikaansche soldaten, dat door mij bestemd is mede te gaan 40 bedraagt en de manschappen voorzien moeten zijn elk van 50 patronen, zoo ontvang ik 80 pakjes achterlaadpatronen, teneinde het aantal patronen van ieder soldaat tot 50 te kunnen aanvullen.

23 November

Dingsdag
Ten 4 uur overal; ten 5 uur aantreden voor de op gisteren voor de verkenning gekommandeerde soldaten; ik sluit mij met mijne soldaten aan de 2 pelotons blanken en den mortier van 12 dm. aan; ten 5½ uur marcheren wij af naar de Goldhill.
Ik had met een sectie Afrikaansche en 10 gegageerden soldaten de voorhoede, terwijl de tweede sectie Afrikanen met den sergeant van Ralen, bij het peloton van den heer Hudig was ingedeeld; wij kwamen ten ongeveer 6 uur des morgens aan de Goldhill, waarop de handlangers door rozaren een begaanbaar pad naar den top des bergs daarstelden; toen dit voetpad tot nagenoeg aan den kruin van den berg was voltooid, beklom ik met den heer Ten Bosch vergezeld van 4 mariniers, den berg en verkende het omliggende terrein; wij bespeurden echter niets van den vijand, evenmin als de inlanders (gidsen) die zich bij ons bevonden; daarop werd de terugtogt aangenomen, welke door Commendah plaats had; omstreeks [14] 9 uur keerden wij in het Kamp terug.
De chef der gouvernements rimadoors komt met de postboot van Elmina en brengt: 2 vaten zoutvleesch en 5 zakken milhio voor de Afrikaansche soldaten; de zakken milhio zijn volgens zeggen van Huijdecooper aan boord der Koopman afgegeven; ik ontvang eene missive van den heer Gouverneur dd 22 November ll, en ik zend eene missive aan ZHEg, ZHEg daarin de ontvangst van het vleesch en de milhio bevestigende.
Des morgens ten ongeveer 11 uur vallen er zes schoten van de Koopman in de rigting van de Goldhill; hetwelk plaats had, zooals ik later vernam, omdat men van af het schip van achter de Goldhill rook had zien opgaan, zoodra wij van de verkenningstogt terugkeerden.
Des namiddags gaan de beide disponiebele sectieën het Krom Commendah in, teneinde het aldaar aanwezige drooge hout te verbranden en het Krom verder te verwoesten.

24 November

Woensdag
Gewone dienst. Er wordt voortgegaan met de verwoesting van Commendah; de overste Van Trojen komt des morgens aan wal en gaat in Commendah, vergezeld van eene dekking bestaande uit Europeanen en 20 gegageerden.
De korporaal Koning en de soldaat Badou gestraft, ieder met 8 dagen arrest, te laat op de wacht parade gekomen; de soldaat Mijzang Kwassie gestraft met 3 dagen gesloten, wegens pligtverzuim als schildwacht.

25 November

Donderdag
Gewone dienst. Niets bijzonders
De soldaten Esson Koffie No 2 en Kouw Badou, 2 dagen provoost, op de wachtparade gemankeerd.

[15] 26 November

Vrijdag
Des morgens ten 4 uur overal, ten 5 uur aantreden voor: 2 secties Afrikaansche en 10 gegageerde soldaten, de Europesche sergeant Bast en mijn persoon, teneinde andermaals deel te nemen aan eene verkenning naar de Goldhill; ten ongeveer 5¾ uur arriveren wij aan den voet der genoemde berg, waarop de handlangers terstond beginnen met het op den 23sten ll. begonnen pad verder te rozaren, terwijl eenige matrozen pogingen aanwenden om langs de zeezijde om den berg heen te loopen, hetwelk belet wordt door de rotzen; nadat het pad gereed is begeeft zich de luitenant Van Braam met 6 Europeanen op den top van den berg, en verkent vandaar het omliggende terrein; ZEd ziet 30 graden Westelijk een krom leggen, volgens zijne schatting ongeveer een half uur landwaarts in, in dit krom zag hij een 15 tal negers die schenen te praten, zij schenen niets van onze aanwezigheid te bemerken.
Volgens verklaring der inlanders en gidsen moet dit Krom het zoogenaamde Zoutkrom zijn, gelegen aan de Abrobie; er moet nog een tweede Krom gezien zijn, doch op grooter afstand van het strand gelegen dan het eerste.
Na deze verkenning keeren wij naar het Kamp terug, alwaar wij ten ongeveer 9 uur aankwamen; ik verneem van boord, dat men heden nacht vischkanos achter de Goldhill in zee heeft gezien; aanstaande nacht zal er een gewapende sloep op de hoogte van de Goldhill ankeren, teneinde het in zee steken en visschen van bovengenoemde kanos te beletten.
De soldaat Tjasan wordt door mij, met toestemming van den Kamps Kommandant, gestraft met 25 rietslagen, wegens: slapen als schildwacht.

27 November

Zaturdag
De manschappen houden zich bezig met het wasschen van hun kleêren. Heden nacht is de gewapende sloep, waarvan ik gisteren heb melding gemaakt, uit geweest, doch men heeft niets bespeurd. [16] De tamboer Alexander Pieter naar het hospitaal te Elmina.
Heden morgen van ongeveer 10–11 uur hevige regen.
De Amstel is in ’t zigt; ten ongeveer 12 uur des middags hoorden wij de Amstel achter de Goldhill vuren.
Ten ongeveer 1½ uur des namiddags komt de Amstel ter reede van Commendah, de luitenant Hudig wordt afgezonden om den Kommandant der Amstel te complimenteren. Huijdecooper (hitman der rimandoors) komt van Elmina en brengt voor mij mede: 1 bollantaarn, een ½ blik olie en lampkatoen, alsmede 2 steenen potten voor de Kaantjes vrouwen.
Des morgens ten 11 uur komt de sergeant Esson K. uit Commendah, alwaar hij met eene sectie Afrikanen is geweest tot dekking der handlangers; genoemde sergeant komt mij rapporteren, dat hij op den weg naar Kwassie Krom een onrijpe klappervrucht heeft gevonden, waarop 4 kogels lagen, hetwelk zooals hij mij berigt, een uitdaging is der Commandezen om hen in Kwassie Krom te komen bevechten. Ik stel den Kamps Kommandant hiermede in kennis.
Des namiddags komen aan wal: de luitenant t/z 1 kl. Bunnik, de fabriek- en magazijnmeester, benevens de luitenants Van Heerdt en Muller. Zij gaan Commendah en de ruines van het fort aldaar bezigtigen. Genoemde heeren keeren des middags ten 6½ uur naar boord terug.

28 November

Zondag
Geen dienst. Ten 9 uur inspectie en parade voor den Kamps Kommandant.
Ik ga met toestemming van den Kommandant naar boord, alwaar ik tot maandag morgen blijf.

29 November

Maandag
Ten ongeveer 9 uur kom ik met den heer Jansen aan wal. Ik verneem dat er in den afgeloopen nacht op last van den Kamps Kommandant alarm is geweest.[17] De soldaten zijn behoorlijk en vlug present geweest; de soldaat Kudjo Mijzang heeft gemankeerd en wordt daarom door mij met 8 dagen provoost gestraft.
Ik straf den soldaat Koffie Esson met14 dagen provoost wegens: brutaliteit, voorliegen van zijn meerderen, en onbehoorlijk gedrag; de soldaat Kobbena Ettan wordt gestraft met 8 dagen arrest wegens: malproprieteit op zijn wapens.
Ik verneem van den Kamps Kommandant, dat: de gegageerde soldaten met de koning van Equafoe vrijwillig naar het bosch zijn gegaan, teneinde de vijandelijke spionnen, die volgens het zeggen der gidsen aldaar komen zoo mogelijk gevangen te nemen; zij hebben echter niemand bespeurd.
De fabriekmeester slaat een uitkijk van planken op.
Des namiddags komt de Heer Bunnik aan wal.

30 November

Dingsdag
Heden morgen heb ik met de beide disponieble sectieën van 6–8 uur in Comanie getirailleerd.
De soldaten verzoeken mij om over hun tractement naar Elmina te schrijven, waaraan ik voldoe.
Onder de uitkijk gisteren door den fabriekmeester opgeslagen, wordt een kamertje voor de Europesche onderofficieren Van Ralen en Bast getimmerd.
Ik houd des namiddags ten 3 uur een inspectie over de wapens der manschappen.
Ik schrijf een missive naar den heer gouverneur om geld tot uitbetaling der handlangers.

1 December

Woensdag
Gewone dienst; de beide disponibele sectieën hebben heden morgen in Commendah getirailleerd.
Ik ontvang f 100 van den boekhouder tot uitbetaling van het onderhoud aan de handlangers; tevens ontvang ik berigt dat de soldaten van visch in plaats van gezouten vleesch zullen worden voorzien.

2 December

Donderdag
Heden morgen ten ongeveer 6½ uur neem ik met een sectie Afrikanen, 10 gegageerde en den [18] sergeant Bast, deel aan eene verkenning op den weg naar Kwassie Krom; ik heb de voorhoede; de Afrikaansche soldaten gaan zeer stil en behoedzaam voorwaarts. Na ongeveer een ½ uur de weg te zijn op geweest wordt er retireren geblazen. De gidsen zien linksch van den weg een kano liggen, welke wordt medegevoerd. Op onze terugtogt zien wij linksch van ons eenige verlaten hutjes staan. Wij slaan een ander pad, naar Kwassi Krom leidende, in, doch door waterpoelen welke zich op dien weg bevinden zijn wij genoodzaakt terug te keeren.
Ten 8 uur komen wij in het Kamp terug en worden overvallen door hevige regen, welke den gandschen dag aanhoudt. De overste komt in het Kamp.

3 December

Vrijdag
Er is heden een soort geweerrak voor de Afrikaansche soldaten gemaakt, waaraan zij hunne wapens kunnen ophangen.
De soldaten wordt tijd gegeven hunne wapens en kleeding in orde te maken.
Heden morgen heb ik voor het eerst 200 stuks visch van Elmina ontvangen; bij het uitdeelen der visch wordt mij door de soldaten gezegd dat de gezondene visch niet goed is, en men er ziek van wordt. Ingevolge het verzoek van den boekhouder om ZHEG te melden hoe de visch bevalt, schrijf ik hier over aan ZHEG, en stel tevens voor om de soldaten om den anderen dag van vleesch en visch te voorzien.

4 December

Zaturdag
Des morgens wordt van 6 – 8 uur in Commendah getirailleerd. Een matroos die zich tegen een Afrikaansche schildwacht heeft verzet, wordt door den Kommandant met drie dagen krom in de boeijen gestraft.
Des middags ten 3 uur houd ik inspectie over de wapens en kleeding der soldaten; ik doe de nog in hun bezit zijnde patronen gelijkelijk verdeelen, zoodat ieder man er 30 ontvangt. De overste komt in het Kamp. [19] De fabriekmeester is naar Elmina vertrokken.
Ik word gekommandeerd om des anderen daags ten 5 uur met 2 sectieën Afrikanen en 10 gegageerden eene verkenning naar de Goldhill mede te maken.
Deze togt wordt des avonds ten 10 uur afgelast, tengevolge eener brief van den overste Van Trojen aan den KampsKommandant. De dokter Fontein verlaat het Kamp en begeeft zich naar den Amstel.

5 December

Zondag
Ten 8½ uur parade en daarna Kerk, verder geen dienst. De Amstel heeft des nachts de reede verlaten met bestemming naar Saccondee; de luitenant Hudig en zijn sectie bevinden zich aan boord.

6 December

Maandag
De disponiebele sectieën gaan van des morgens 6 tot 8 uur in Commendah tirailleren.
De Amstel komt van Saccondee, en stoomt des namiddags ten ongeveer 3 uur naar Elmina, teneinde den heer Gouverneur herwaarts over te brengen.
De luitenant t/z 2e kl Zegers Veeckens komt aan wal, teneinde op morgen eene verkenning mede te maken naar de Goldhill.

7 December

Dingsdag
Ten 4 uur overal. Ten 5 uur marscheren, een peloton Europeanen met den luitenant Cadet en den adelborst Lamie, benevens de 2 sectieën Afrikanen, 10 gegageerden, mijn persoon en den sergeant Van Ralen, onder kommando van den heer Ten Bosch naar de Goldhill. Ik had de voorwacht met een sectie Afrikanen; de luitenants Van Braam en Veeckens maakten de togt mede.
De heeren Ten Bosch en Veeckens beklimmen onder dekking van mij en mijne voorwacht den heuvel, wij zien vandaar het zout Krom Anoema – Atjirm liggen, alsmede eenige negers; zij schijnen geheel onbewust van onze tegenwoordigheid. Het pad over de Goldhill wordt geheel gerozaard, voor zooverre het door de struiken aan het oog van den vijand onttrokken blijft. Wij keren ten 8 uur terug.

[20] De overste is aan wal.
Er worden vanuit het kamp 8 schoten met de getrokken één ponder gedaan op het zoogenaamde witte huis.
Des middag ten 12 uur komt de Amstel op de reede, aan boord waarvan zich de heer Gouverneur bevindt; des namiddags komt ZHEG met den overste aan wal.
De Gouverneur spreekt over de voeding der soldaten, waarop ik over de slechte visch klaag; ZHEG gelast mij hierover aan den boekhouder te schrijven, hetgeen terstond doe.
Luitenant t/z 2e kl. Quispel geëmbarkeerd, wegens ongesteldheid.
Met den Amstel zijn van Elmina aangevoerd, 21 zakken milhio en eenige vaten zoutvleesch.

8 December

Woensdag
Schoonmaken van wapens en kleeding.
Uitrusting voor den aanstaanden togt naar de Abrobie. Luitenant t/z 2e kl. Hudig debarkeert met zijn sectie. Luitenant t/z 2e kl. Veeckens idem .
De Gouverneur maakt den sergeant Van Ralen bekend dat ZHEG hem met Januarij a.s. tot onder adjudant bij de Bezetting zal aanstellen, onder nadere goedkeuring van den Heer Minister.
Er circuleert een schriftelijke order bij de officieren, het volgende inhoudende:
dat er op morgen, ten ongeveer 5 uur des morgens eene expeditie zal plaats hebben tegen het aan de Abrobie gelegen ZoutKrom Amoena – Atjirm, teneinde dit Krom stormenderhand te nemen en te verwoesten, en daarna onmiddellijk kampwaarts terug te keren.
Aan dezen togt zullen deelnemen:
Luitenant Hudig met een sectie Europeanen,
Luitenant Veeckens met idem,
Ik met 2 secties Afrikanen en 20 gegageerden,
De adelborsten Hora Siccama en Lamie ieder met een sectie; twee mortieren van 12 duim.
[21] De Luitenant Van Braam en de adelborst Kloek,
de Officier van gezondheid 2e kl. Mattak Fontein met ambulance; benevens eenige handlangers.
Het geheel wordt gekommandeerd door den luitenant t/z 1e kl. Ten Bosch. De troepen zullen optrekken als volgt:
Voorhoede luitenant t/z Hudig met een sectie Europeanen van den Amstel en 15 gegageerde soldaten.
Hoofdtroep: Eerste sectie Luitenant Veeckens.
Tweede sectie Afrikanen onder mijn persoon.
Derde sectie Afrikanen onder serg. V. Ralen.
Twee mortieren onder den adelborst Kloek
Adelborst Siccama met een sectie tot dekking der artillerie
Adelborst Lamie had met zijne sectie de achterhoede
In het Kamp zal de luitenant Cadet achterblijven met: 2 pelotons Europeanen, 2 sectieën Afrikanen en den sergeant Bast.
Des namiddags laat ik mijne manschappen die gekommandeerd zijn mede te gaan, aantreden; deel patronen uit zoodanig dat ieder man er 50 ontvangt, en vermaan hen zich flink en ferm te gedragen.

9 December

Donderdag
Ten 3½ uur overal, ten 4 uur aantreden voor de op gisteren gekommandeerde manschappen; ten 5½ uur afmarscheren. De stoomschepen Koopman en Amstel verlaten de reede en ankeren voor de Abrobie rivier.
De togt loopt met zeer veel succes af, zie onderstaand verslag door mij aan den heer Ten Bosch ingediend.

Verslag van den ondergeteekenden omtrent de togt naar de Abrobie op den 9den december ll.
Des morgens ten ongeveer 5 uur begaven de troepen uit het Kamp bij Commendah zich op weg, om van daar langs het strand over de Goldhill, het aan de Abrobie gelegen Zout krom [22] te vernielen.
Aan dezen togt nam ik deel met 40 Afrikanen, (waaronder 1 onderofficier, 4 Korporaals en 2 hoornblazers), deze soldaten waren verdeeld in twee sectieën, de eerste wordt gekommandeerd door mij en de tweede door den Europesche sergeant Van Ralen; verder namen er nog 18 gegageerde soldaten aan deel.
Ten ongeveer 5¼ uur kwamen wij aan de Goldhill, waarop de voorhoede, bestaande uit een sectie Europeanen van den Amstel, onder kommando van den luitenant Hudig, en een twaalftal gegageerden, de berg verkende; aangezien aldaar niets van den vijand werd bespeurd beklom de hoofdtroep den heuvel. Aan de helling gekomen, welke naar het strand leidt, werdt er door den heer Ten Bosch last gegeven deze helling te rozaren en alzoo een pad te vormen tot afdaling der troepen; zoodra dit pad gereed was, daalden wij den heuvel af en hielden halt tot dat alle manschappen, benevens de beide mortieren den berg waren afgedaald.
Vervolgens rukten wij voorwaarts langs het strand, na alzoo 25 minuten te zijn voortgerukt, werdt er door de voorhoede gevuurd in de rigting van het strand; een weinig verder verspreidde de Heer Hudig zijne sectie en tirailleur en deed verder eenige schoten lossen.
De heer Veeckens Kommandant der 1e sectie, kreeg nu order bij den heer Hudig aan te sluiten; beide sectieën marscheerden nu tiraillerende voorwaarts, terwijl de overige troepen als reserve volgden. Aan den oever der Abrobie gekomen, hielden de eerstgenoemde sectieën halt, en werdt er hevig gevuurd op een neger die naar den anderen oever trachtte te zwemmen; na door eenige schoten te zijn getroffen viel hij dood aan den oever neer, waarop de koning van Equafoe met eenige gidsen de rivier overzwom en de kop van de verslage [23] haalde.
Niet wetende waar het vijandelijke Krom gelegen was, liet de Kommandant verschillende worpen met de mortier doen, in de rigting waarin men onderstelde dat het Krom was gelegen. Inmiddels meldde zich een handlanger aan, die voorgaf de weg naar het zoutkrom te weten; aan den Heer Veeckens met zijn sectie werdt nu gelast dien weg te verkennen, terwijl mij gelast werd den heer Veeckens met mijne beide sectieën te ondersteunen; door bovengenoemden handlanger geleid, marscheerden wij aanvankelijk langs een zeer smal pad tusschen laag struikgewas door en kwamen van daar weldra op een soort van vlakte waarop zich hier en daar boomen bevonden, en welke vlakte zeer moerassig was, zoodat wij meermalen tot over onze enkels door de modder moesten marscheren; genoemde moerassige vlakte was regtsch begrensd door tamelijk digt kreupelhout en linksch door de rivier de Abrobie, welke rivier op deze hoogte een soort van meer vormt.
Wij trokken verspreid voorwaarts, tot wij aan een meer open terreingedeelte gekomen zijnde, eensklaps door geweervuur werden onthaald; de Europeschen beantwoordden dit vuur, doch daar het vijandelijke aanhield, gelaste ik ook mijne soldaten om zich in de linie der blanken te begeven en mede te vuren; nadat er een salvo door de Afrikanen was gegeven, kommandeerde ik ,ophouden met vuren en voorwaarts, want onze vijanden - voorzooverre wij hen konden zien, ongeveer 10 in getal - namen de vlugt, sommige hunner gekwetsten mede slepende; na ongeveer 5 minuten te zijn voorwaarts gegaan, werden wij andermaal beschoten, waarop terstond wederom vuren werd gekommandeerd en daarna voorwaarts gerukt.
Aangezien onze weg al moeijelijker en moeijelijker werdt door het moeras, en wij nagenoeg 30 minuten waren voortgerukt, zoo werd er door den Luitenant Veeckens besloten terug te trekken, te meer wij in den waan verkeerden men ons [24] met den weg misleid hadt; nauwelijks waren wij echter retirerende of de Heer Ten Bosch met de reserve en de mortieren waren bij ons, waarop ZEG terstond gelastte voorwaarts te rukken, de heer Veeckens en ik, deden nu onze soldaten en tirailleur verspreiden, en na een drietal worpen met de mortier marscheerden wij voorwaarts; de geestdrift was nu algemeen, ik marcheerde voor de Afrikanen uit om hen te encourageren; de Heer Veeckens evenzoo voor zijne Europeanen; al vurende ging het met den versnelde pas voorwaarts, totdat wij aan eenige boomen en struikgewas kwamen, waardoor onze weg of liever het terrein in tweeën werd verdeeld. De Heer Veeckens volgde met zes Europeanen en de sectie Afrikanen onder den sergeant Van Ralen, dat gedeelte van het terrein dat linksch van genoemde boomen gelegen was, en ik met den regtervleugel der tirailleurlinie den weg gelegen ter regterzijde; deze weg was vrij smal zoodat de manschappen eenigzints op elkander gedrongen werden, des niettegenstaande ging het alvurende voorwaarts. Daar ik had gezien dat de heer Veeckens – den gids volgende – linksch van den weg waarop ik mij bevond was voortgerukt, zoo dacht ik niet anders of mijne soldaten moesten al vurende de zijnen treffen en gaf ik order met vuren op te houden; kort daarop ontwaarde ik den matroos Van Urk der Amstel vlak bij mij, aan wien ik vroeg waar zich de heer Veeckens bevond, waarop hij mij antwoordde: achter ons. Nu gaf ik andermaal order te vuren en voorwaarts te gaan; weinige oogenblikken later zagen wij den ingang van een klein, doch regelmatig gebouwd Krom voor ons. De soldaten zoowel Europeanen als inlanders bleven vurende, doch gingen niet onmiddellijk voorwaarts. Ik begaf mij echter voorwaarts de soldaten aanmoedigende, gevolgd door de matrozen Van Urk en Onraad van den Amstel, waarop allen weldra vurende voorwaarts trokken.
Toen wij op zeer korten afstand van het Krom waren, [25] zag ik dat de neger soldaat Kwakoe Ekoem No 2 in zijn schouder gewond werd, waarvan hij geen notitie nam maar koelbloedig voorwaarts ging. De inwoners van het Krom boden hevige tegenstand, van alle kanten vuurden zij van uit en tusschen de huizen door op ons; hunne lijken werden echter door hunne kameraden zoo spoedig mogelijk het bosch ingesleept. Zoodra de tegenstand ophield, werd het Krom van alle kanten in brand gestoken en waren wij genoodzaakt door de rook en vlammen terug te trekken.
De heer Veeckens en ik aan den ingang van het Krom teruggekeerd zijnde, vonden wij den soldaat (inlander) Alexander Beverman bedwelmd op den grond leggen, hevig bloedende uit eene wond aan den hals; wij namen hem met behulp van eenige Afrikaansche soldaten op en voerde hem eenige passen verder, doch daar ik mij zeer onwel gevoelde was het mij onmogelijk langer te dragen en moest ik mijn last opgeven.
Ik verzamelde nu mijne soldaten en gelastte een achttal hunner den gewonden op te nemen; met behulp van dokter Fontein werd hij door middel van een aldaar leggende kano de rivier overgevoerd; een andere negersoldaat Kobbena Kondua, die een schot in de borst had ontvangen wilde niet in de kano gaan, en bereikte gelijktijdig met ons het strand.
Aan het strand teruggekeerd werd er halt gehouden; de gekwetste Afrikaansche soldaten Alexander Beverman (ernstige wond aan den hals), Kobbena Kondua (ernstige borstwonde), Kwakoe Jater, Kwakoe Ekoem No 2 en Kwamena Teeuwza (de drie laatste hadden wonden van minder aanbelang), alsmede de gegageerde Akon Kwassie - die een schot in het been hadt, werden naar boord gevoerd; de geweren aan rotten gezet en rust gehouden - De Heer Van Braam wenschte den heer Ten Bosch uit ons aller naam geluk met het behaalde succes. [26] waarop de heer Ten Bosch zoowel inlanders als Europeanen bedankte , voor de door hen verleende hulp, alsmede moed en gedrag. Er werd daarop extra oorlam uitgegeven en na een uur rusten de terugmarsch aangenomen; de overblijfselen van het verbrande Krom Anoema Atjirm werden toen door de Koopman beworpen.
Bij onze terugkomst, ongeveer 1 uur des namiddags, werden wij door een daverend hoera uit het Kamp begroet; de heer Ten Bosch bedankte nogmaals allen voor hun verleende hulp, waarna de troepen het Kamp betrokken, na een driemaal leve de koning te hebben aangeheven.
Ik ben ongesteld en zal morgen naar boord gaan.
De heer Gouverneur komt des namiddags bij mij en wenscht mij geluk met het behaalde succes.

10 December

Vrijdag
Uitrusten voor de troep; niets bijzonders. Twee secties van den Amstel embarkeren; ik ga naar boord der Koopman.

11 December

Zaturdag
De heer Gouverneur keert met den Amstel naar Elmina terug; ik geef met den heer Jansen, die met den gouverneur terugkeert, een brief mede voor den boekhouder, waarin ik ZHEG meld, dat ik slechts tot den 17en as. milhio heb, alsmede dat er zoutvleesch noodig is. De op den 9en ll. bij Anoema Atjirm gewonde soldaten worden met den Amstel naar Elmina overgevoerd, teneinde aldaar in het hospitaal te worden verpleegd.
Ik keer in het Kamp terug; de Amstel passeert des middags de reede en komt voor de Abrobie; er worden eenige schoten op het strand en het nabijgelegen bosch gedaan. De luitenant Cadet is ziek en gaat naar boord.

12 December

Zondag
Des morgens ten 6 uur komt de overste Van Trojen en heer Verboon aan wal; ik word gekommandeerd mij met een [27] sectie Afrikanen en 10 gegageerde, benevens een sectie Europeanen naar de Goldhill te begeven. De heeren Ten Bosch, Van Braam en Fontein benevens de aan wal zijnde heeren gaan mede. Op de Goldhill aangekomen ontwaren wij, dat eene kale plaats aanwezig is dáár, waar het door ons verwoeste Krom Anoema Atjirm eertijds stond; tijdens wij op de Goldhill zijn, doet de Amstel - welke nog voor de Abrobie ligt – eenige schoten in het omliggende bosch.
Ten 8½ uur des morgens keren wij terug; de overste, benevens de heeren Verboon en Van Braam verlaten het Kamp; des namiddags doet de Amstel wederom eenige schoten in het bosch.

13 December

Maandag
De beide disponieble sectieën gaan des morgens exerceren. Des avonds komt de Amstel van de Abrobie terug en ankert ter reede van Commendah, na nogmaals de Abrobie te hebben beschoten.

14 December

Dingsdag
Er wordt door twee sectieën schijfgeschoten; de luitenant t/z 2e kl. van Heerdt komt met een sectie van den Amstel aan wal. Er loopen geruchten dat Domenassie door de boschnegers van Chama en eenige Asshantijnen is in brand gestoken.

15 December

Woensdag
Twee sectieën schieten des morgens schijf; des namiddags ten 3 uur inspectie over de wapens. De soldaat Van Kessel Jan wegens ziekte naar Elmina gezonden.

16 December

Donderdag
Tirailleren voor de beide disponieble sectieën. Ik ontvang f.100 van Elmina tot uitbetaling van het onderhoud aan de handlangers. Ik ontvang een missive van den heer Gouverneur om met de alhier aangekomene gouvernementsboot, 21 ledige milhio zakken naar Saccondee te zenden, opdat deze aldaar worden gevuld; aan genoemde missive voldoende, schrijf ik tevens eene brief naar den ambtenaar te Saccondee, waarbij ik ZEd verzoek, de milhio zoo spoedig mogelijk te zenden.
De luitenant t/z Quispel hersteld zijnde komt wederom aan wal. Ik ontvang oude kleeding uit Elmina, teneinde de hier aanwezige soldaten hunne kleding te doen herstellen.
De heeren Van Trojen, Bunnik, Van Stokkem en Heeckens komen aan wal.

17 December

Vrijdag
De beide disponieble sectieën exerceren in de rekruten school. [28] De soldaat Suapim gestraft met 8 dagen provoost wegens het verwaarloozen zijner wapens; ik laat garen en lappen aan de soldaten uitgeven teneinde zij hunne kleeding kunnen herstellen; des morgens ten 11 uur houd ik inspectie over de kleeding.

18 December

Zaturdag
De soldaten wasschen hunne kleeding en broodzakken, en maken hunne wapens schoon.
Ik ontvang van boord der Koopman de laatste aanwezige milhio. Aangezien ik voor morgen geen milhio meer heb, neem ik met toestemming van den Kommandant een der alhier tot dekking dienende kanos en zend deze met drie der handlangers als rimadoors, naar Saccondee, met het verzoek om voorloopig eenige milhio te mogen ontvangen.

19 December

Zondag
Dit en 9 uur inspectie van de wapens en de herstelde kleedingstukken, voor het overige geen dienst.
De door mij op gisteren avond naar Saccondee gezondene kano, komt terug met 4 halve zakken milhio, welke van zeer slechte kwaliteit is, zijnde de milhio korrels door de worm aangedaan. De heer Ten Bosch embarkeert. De 2e sectie van den Amstel, met de luitenant Veeckens debarkeert.

20 December

Maandag
Van des morgens 6 tot 8 uur exerceren.
Officieren en manschappen van de Koopman embarkeren, uitgezonderd de luitenant van Braam, benevens de adelborsten Jeekel en Lamie, en een sectie; de officier van gezondheid Fontein embarkeert op den Amstel, doch zal voortaan alle dagen aan wal komen, teneinde de alhier aanwezige zieken te behandelen.
Des voormiddags ten ongeveer 10 uur verlaat de Koopman de reede met bestemming naar Elmina om kolen te laden, doch lost eerst eenige schoten op het bosch [29] nabij de Abrobie. Er komt voortaan een Afrikaansche post op de uitkijk.
De kaantje vrouw Ecoua moet op last van den dokter het Kamp verlaten en vertrekt met de Koopman naar Elmina; er worden zes zakken milhio per gouvernements boot van Saccondee aangebragt.

21 December

Dingsdag
Des morgens van 6 tot 8 uur exerceren de disponiebele soldaten in de rekruten school; ten 3 uur des namiddags schijfschieten voor twee sectieën. Ik zend eene brief naar den boekhouder, ZWEG de ontvangst der op Zondag ll. ontvangen milhio berigtende; alsmede dat ik slechts tot en met woensdag a.s. milhio in voorraad heb. Aangezien de officieren in het Kamp en op den Amstel aanwezig, eenig geld (f 32,50) hebben bijeengebragt, en de manschappen in het Kamp present, hierom zullen prijsschieten, zoo is er bepaald, dat ieder soldaat die van de vijf schoten drie treffers heeft op 100 passen, naar de prijs mag mededingen, dientengevolge zullen er 17 man der beide sectieën, welke heden middag hebben geschoten, aan het prijsschieten deelnemen.
De dokter Fontein en de heer Bunnik komen aan wal. Ik stuur op verzoek van den boekhouder 20 ledige milhio zakken naar Chama.

22 December

Woensdag
Ik laat het Kamp in orde maken.
De heeren Hudig en Fontein komen des morgens van 9 tot 11 uur aan wal.
Ten 4 uur des namiddags schijfschieten voor de 2e en 3e sectie, van welke sectieën 24 man aan het prijsschieten zullen deelnemen.

23 December

Donderdag
Heden morgen ten 6½ uur militaire wandeling naar de Goldhill; waaraan deelnemen de tijdelijke Kommandant luitenant Van Braam; luitenant Veeckens met zijn sectie; en ik met 2 secties Afrikanen en 10 gegageerden. Ook de koning van Equafoe gaat, met eenige handlangers mede. [30] Op de Goldhill gekomen, zien wij dat door onzen togt naar Anoema-Atjirm, dat Krom geheel verwoest is; ook eene zich in de nabijheid daarvan bevindende milhio schuur, is door den Koning van Equafoe verbrand. Toen wij terugkeerden, trok de laatstgenoemde door naar het gewezen Anoema Atjirm; bij zijne terugkomst komt hij berigten niemand bespeurd te hebben. De heeren Mattak Fontein en Bunnik komen van 10 tot 11 uur aan wal. Geen milhio meer voor de Afrikaansche militairen hebbende, wordt hun hard brood van den Amstel gegeven. Des namiddags ten 5 uur laat de heer Van Braam de 41 Afrikanen en de 30 Europeanen, die op morgen prijs zullen schieten, aantreden en hen een nummer trekken, teneinde de volgorde te weten waarin zij moeten schieten.

24 December

Vrijdag
Des morgens ten 7 uur wordt er naar de prijzen geschoten; de heer Van Braam en daarna ik, teekenen bij het schieten op; terwijl de Heer Veeckens en daarna Van Heerdt, bij de schijf opteekenen; ten tien uur des morgens is de uitslag, als volgt:
de eerste prijs, zijnde: f 15 en 25 sigaren is behaald door den matroos Van Urk, van den Amstel met drie schoten en 6 punten;
Er blijven nu nog drie prijzen over, om welke prijs zes Afrikaansche en een marinier moeten kampen, hebbende ieder hunner 3 treffers en 5 punten; door deze 7 soldaten wordt des namiddags ten 4 uur geschoten, de uitslag is:
Tweede prijs behaald door den negersoldaat Ulzen Roelof met 3 treffers en 7 punten, bestaand deze prijs uit [31] f 5 en 15 sigaren.
Derde prijs verkregen door den neger soldaat Appajee met 3 treffers en 5 punten, bestaande de prijs uit: f 3 en 15 sigaren
en de vierde prijs is behaald door den neger soldaat Koffie Edje met 2 treffers en 4 punten, bestaande die prijs uit: f 2,50.
De heeren Bunnik en Fontein en Muller komen aan wal; in ons aller tegenwoordigheid wordt de uitslag van het schieten bekend gemaakt, door den heer Van Braam, en de prijzen uitgedeeld; daarna Extra oorlam.
Des avonds ten 6½ uur is er een lichtkogel geworpen met de mortier van 13 duim; de heeren van den Amstel keeren naar boord terug.

25 December

Zaturdag
Des morgens ten 7 uur inspectie over de wapens, daarna kerk. Soldaat Atta Kudje No 2 gestraft met 14 dagen provoost, slapende als schildwacht gevonden; de soldaten Siepa, Suapim en Tjasan 4 dagen provoost, onzindelijkheid op hunnen wapens.
Des namiddags ten ongeveer 2½ uur wordt er mij van den uitkijk gerapporteerd, dat er twee menschen van den kant van Elmina langs het strand het Kamp naderen; de luitenant Van Heerdt en de adelborst Jeekel gaan met een sectie derwaarts, ook de Koning van Equafoe gaat er met eenige gidsen heen; kort daarop worden de twee bedoelde personen in het Kamp gebragt; het blijkt nu dat het Croeboijs zijn, die zeggen van Akkra te komen, aldaar het schip waarop zij werkten te zijn ontloopen, en zich te willen begeven naar Axim. Zij worden door den tijdelijken Kommandant, den heer Van Braam, naar den Amstel gezonden, alwaar zij in arrest blijven.
Des namiddags komt de tijding dat de Ashantijnen des namiddags ten 2 uur de Bossumpra zijn overgetrokken, op weg naar Elmina.

26 December

Zondag
Zondagsche dienst; des morgens ten 11 uur komen de heeren Bunnik en Fontein aan wal;
Des namiddags ten 3½ uur zijn de Asjhantijnen in ‘t zigt; de heer Bunnik komt aan wal; ten 4½ uur aankomst der [32] Asjhantijnen vergezeld van Chama volk en de verjaagde bevolkingen van Comanie, Ampenie en Ankwanda Krommen. De groot Vaandrig Atjempong Jouw komt met eenige grootten, - waaronder de op Elmina wonende Kakouw Andouw -, in het Kamp, na vooraf daartoe verlof te hebben gekregen; de heer Bunnik ontvangt hen; de groot vaandrig betuigde zijn leedwezen dat hij op zijne reis van Chama tot Commendah geen Commandetigen had ontmoet; ook meldde hij, dat hij en zijn volk geen eten meer had en daarom de volgende morgen vroegtijdig naar Elmina wilde oprukken. Daarop vertrok hij, doch verzocht water uit eene te Comanie aanwezige put te mogen laten halen; aangezien hij met de zijnen in Commendah moest blijven, terwijl de toegang tot het Kamp door posten was afgezet.
Er wordt nu door de met de Asjhantijnen opgetrokken boschnegers, water uit Comanie gehaald.
De heer Bunnik keert des avonds naar boord terug

27 December

Maandag
Atjempong Jouw komt des morgens ten 6 uur berigten, dat hij naar Elmina wil oprukken, doch verzoekt vooraf vergunning om den Koning van Equafoe te mogen bezoeken, die met de zijnen aan de andere zijde van het Kamp bij het fort te Comanie gelegerd is. Ten 7 uur passeert Atjempong met zijn volk het Kamp; de troepen uit het Kamp staan aan het strand aangetreden en schouderen bij het naderen van Atjempong achtereenvolgens het geweer. De Koning van Chama keert met zijn volk terug.
Ten 8 uur des morgens komt de Koopman op de reede.
De overhebbende patronen der Afrikaansche soldaten worden gelijkelijk verdeeld, zoodat ieder man er 20 ontvangt; de broodzakken worden door mij nagezien en ik gelast dat dezelve moeten worden uitgewasschen.
Ten 4 uur des namiddags komt de overste, benevens de heeren Bunnik en Ten Bosch aan wal. [33] Er wordt bepaald dat de Amstel morgen naar Elmina gaat, om kolen te laden.
Des namiddags embarkeren de beide sectieën van den Amstel, alsmede de aan wal geblevene sectie van de Koopman; benevens de heeren Van Braam, Van Heerdt, Veeckens en Lamie; er debarkeren 3 sectieën van de Koopman benevens de heeren Quispel en Cadet; eerstgenoemde wordt met het kommando belast.

28 December

Dingsdag
Ten ongeveer 6 uur des morgens verlaat de Amstel de reede. Er wordt door de Afrikanen geëxerceerd.
De heer Ten Bosch komt aan wal.
Er zijn eenige gegageerden in Commendah geweest, om met de kaantjes vrouwen, bladeren voor de kaantjes te halen; deze beweren dat zij vijanden in het Krom hebben gezien, later blijkt, dat zulks een misverstand is geweest en zij de gidsen die reeds vroeg in den morgen in het Krom waren gegaan, voor vijanden hadden aangezien; de Koning van Equafoe zal morgen met de gegageerde soldaten een sluippatrouille in Commendah maken. De heer Ten Bosch, verlaat des voormiddags ten 11½ uur het Kamp.

29 December

Woensdag
Des morgens ten 5 uur gaat de Koning van Equafoe met de gegageerde soldaten op sluippatrouille; omstreeks 6½ uur hoorden wij schieten in de rigting van de weg naar Kwassie Krom; kort daarna keert Equafoe terug en zegt een zestal vijanden te hebben gezien, op wie hij heeft gevuurd, volgens zijn zeggen moet er één gewond zijn.
De soldaten exerceeren van des morgens 6 tot 8 uur; des namiddags ten 3 uur inspectie over de geweren.

30 December

Donderdag
Des morgens van 6 tot 8 uur exerceren; ik ontvang f 100 van den heer Gouverneur tot uitbetaling van het onderhoud aan de handlangers. Ik geef kennis aan den boekhouder, dat de laatste voorraad milhio slechts tot woensdag 5 Januarij a.s. strekken kan.
De heer Ten Bosch ongesteld, waardoor de voorgenomene [34] verkenning op den weg naar Kwassie Krom wordt uitgesteld. Des namiddags ten 2 uur verlaat de Koning van Equafoe met 4 gidsen en 10 handlangers het Kamp, na vooraf bekomen vergunning tot het maken van kostuum te Elmina. De overste en de dokter Van Stokkem komen des namiddags van 4 tot 6 uur het Kamp bezoeken.

31 December

Vrijdag
Des morgens ten 11 en des namiddags ten 4 uur inspectie over de wapens, waarbij de geweren uit elkander genomen zijn.
De tolk Plange begeeft zich na vooraf bekomen permissie naar Elmina, tot het vieren van nieuwjaarsfeest. Des avonds wordt er een grooten vuurgloed aan den hemel waargenomen, in de rigting van Ampenie; des anderen daags wordt er berigt, dat de negers aan den andere zijde van Elmina gebrand hebben, waarvan waarschijnlijk de op heden waargenomen gloed.

1 Januarij 1870

Zaturdag
De sergeant van Ralen vanaf heden benoemd tot adjudant-onderofficier der Vaste Bezetting; deze benoeming van den heer Gouverneur, aan de Afrikaansche militairen bekend gemaakt. De tamboer Alexander Ps, de soldaten Tjun Kudjo, Kantoem Akouw en de gegageerde Penninagan, verlaten op last van den dokter het Kamp wegens ziekte, en vertrekken naar Elmina om aldaar in het hospitaal te worden opgenomen.
Des avonds ten ongeveer 5 uur zien wij rook opstijgen van achter de heuvels, waarachter Kwassie Krom moet gelegen zijn.

2 Januarij

Zondag
Zondagsche dienst, niets bijzonders.
De officier van gezondheid 2e kl. Van Stokkem komt aan wal.

3 Januarij

Maandag
Heden morgen ten ongeveer 6 uur, heb ik, met 2 sectieën Afrikaansche en 10 gegageerde soldaten, alsmede de adjudant [35] onderofficier Van Ralen, de tijdelijke Kamps Kommandant Luitenant t/z Quispel, de adelborst Jeekel en 2 sectieën Europeanen, deelgenomen aan eene verkenning op den weg naar Kwassie Krom.
Des morgens ten 4 uur was het overal; ten 5¼ afmarscheren; ten 7¼ uur keerden wij in het Kamp terug; ik had de voorhoede met een sectie Afrikanen en 6 gegageerden; wij hebben niets bijzonders opgemerkt; de gidsen meenden op sommige plaatsen sporen van voetstappen te zien. Het doel der verkenning, - om te ontdekken waar de brand is geweest -, welk wij gisteren middag van uit het Kamp zagen, is niet bereikt.
Ik zend op last van den boekhouder 14 ledige milhio zakken naar Saccondee.
Des middags komen de heer Ten Bosch en dokter Van Stokkem aan wal, eerstgenoemde is hersteld.
De tolk Plange komt van verlof terug.

4 Januarij

Dingsdag
De handlangers beginnen eenen korteren weg naar Kwassie Krom te kappen en te rozaren; ik schrijf om geld tot uitbetaling van het onderhoud der handlangers naar Elmina.
Het affuit van de 2 ponder gaat naar boord, ten einde tot model te dienen voor een nieuw aan te maken affuitje voor de in het Kamp aanwezige één ponder.
Er worden des namiddags ten 4 uur, door de heeren Quispel, Cadet en den ondergeteekenden in Commendah proeven genomen met de getrokken een ponder op sloepaffuit; de uitkomsten zijn zeer gunstig; de puntgranaat springt oogenblikkelijk na door de muur van een huis te zijn gedrongen, alle stukken verspreiden zich in het huis zelf.
De Amstel ankert ter reede van Commendah, komende van Elmina; de heeren Van Braam en Ten Bosch debarkeren; laatstgenoemde neemt het kommando over het Kamp wederom op zich. De dokter Van Stokkem van 4-6 uur des namiddags aan wal. De nieuwe weg naar Kwassie Krom is tot aan de rivier - achter Commendah loopende - gekapt. [36]

5 Januarij

Woensdag
Ten 4½ des morgens overal; ten 6 uur rukken - 2 secties Europeanen met den luitenant Quispel en de adelborst Lamie, benevens de luitenant Van Braam, de Kamps Kommandant, 2 secties Afrikaansche en 16 gegageerde soldaten, de Europesche sergeant Bast en ik – uit, tot het doen eener verkenning op den weg naar Kwassie Krom; ik heb de voorhoede met een sectie Afrikanen en 10 gegageerden; de korporaal (inlandsche) Prins met 3 gegageerden en 2 gidsen maakt de spits uit.
Na ongeveer ruim één uur den weg naar Kwassie Krom te zijn opgemarscheerd, vonden wij ter linkerzijde van den weg ongeveer 12 hutjes staan, gebouwd van souzie, deze werden door mij op last van den heer Ten Bosch verbrand; daarop werd de terugtogt aangenomen en kreeg ik de achterhoede. Aan den weg naar Kwain Krom gekomen, vervolgde de hoofdtroep onder Kommando van den heer Quispel de gewone weg; ik volgde echter met mijne manschappen, benevens de heeren Ten Bosch en Van Braam, den weg naar Kwain Krom, deze lieten wij echter weldra regtsch leggen en kwamen langs den achterkant van het Commendah Krom in het Kamp terug; ten ongeveer 9 uur des morgens betrokken wij weder het Kamp.
Intusschen zijn er twee sectieën van den Amstel gedebarkeerd, met de heeren Hudig en Veeckens; twee sectieën der Koopman embarkeren, met de heeren Quispel en Cadet. De heeren Ten Bosch en Fontein gaan naar boord, laatstgenoemde is heden morgen aan wal gekomen.
De sergeant Esson Kwassie en de soldaat Kobbena Kwassie moeten wegens ziekte naar Elmina. Er komen 10 handlangers en 4 gidsen die op vrijdag naar Elmina zijn vertrokken van verlof terug.
Ik f 100 uit Elmina hebbende ontvangen betaal het onderhoud aan de handlangers uit.
Ik verzend een officiele kennisgave van de benoeming van [37] Van Ralen, aan den Kommandant der landingsdivisieën.

6 Januarij

Donderdag
Op last van den heer Ten Bosch wordt er door de handlangers achterom Commendah, eene weg gerozaard en gekapt; langs dezen weg komt men onmiddellijk op de eerste vlakte op den weg naar Kwassie Krom; de gewone weg wordt hierdoor zeer bekort.
Des namiddags ontvangen wij bezoek van den overste, alsmede van de heeren Ten Bosch, Bunnik, Van Stokkem, Verboon, Fontein, Muller en Bakker.
De door de handlangers gemaakte weg wordt geloopen door de genoemde heeren, onder dekking van een sectie Europeanen.

7 Januarij

Vrijdag
Des morgens ten 6½ uur gaan een sectie Afrikanen en 10 gegageerden onder den adjudant onderofficier Van Ralen, benevens 2 sectieën Europeanen onder den luitenant van Braam eene wandeling naar de Goldhill maken; ten 8 uur keren zij in het Kampement terug; zij hebben niets van den vijand bespeurd.
De sergeant geweermaker der Koopman komt aan wal, teneinde de geweren der Afrikaansche soldaten na te zien, en de zich daaraan bevindende gebreken zoo mogelijk te herstellen; nadat des namiddags de geweren - onder mijn toezigt - door den geweermaker zijn nagezien, keert hij naar boord terug en neemt 9 geweren ter reparatie mede.
De 16 gegageerden die den togt naar Kwassie Krom zullen medemaken worden door den heer Ten Bosch toegesproken, terwijl hun gevraagd wordt wie hunner een achterlaadgeweer voor gemelden togt wil ontvangen; zes hunner vragen om zulk een geweer.
De Koning van Equafoe komt met 26 boschnegers in het Kamp aan en legert zich buiten het kamp, tusschen het Kampement en Comanie.
Des avonds komen er 10 Afrikaansche soldaten uit Elmina, die langs het strand herwaarts zijn gemarscheerd; hieronder bevinden zich de bij Anoema Atjirm gewond geweest zijnde soldaten: Kobbena Kondua en Kwakoe Ekoem 2. [38] De soldaten Enketsia en Betje keeren wegens ziekte naar Elmina terug.

8 Januarij

Zaturdag
De Afrikaansche militairen houden zich onledig met het schoonmaken hunner wapens en het wasschen hunner kleeding. De zes gegageerden van wie op gisteren gesproken is, ontvangen achterlaadgeweren van boord; de korporaal Baak wordt gelast hen in de exercitie te oefenen; de negen op gisteren naar boord gezondenen geweren komen hersteld terug.
De gids Honsjorie wordt op last van den heer Ten Bosch naar Elmina gezonden, teneinde handlangers te gaan werven.
Heden avond 5 zakken milhio van Saccondee ontvangen.

9 Januarij

Zondag
Heden Zondagsche dienst.
Ik zie de geweren der soldaten nogmaals na, teneinde mij te overtuigen dat de bestaand hebbende gebreken aan die vuurwapenen nu hersteld zijn.
Ik zend den heer Ten Bosch een sterkte staatje van de manschappen, die naar Kwassie Krom zullen medegaan. De overste, alsmede de heren Ten Bosch, Bunnik en Fontein komen des namiddags van 4 tot 6½ uur aan wal. Er komt een order uit omtrent het doel, en de opstelling der troepen, bij den togt naar Kwassie Krom.

10 Januarij

Maandag
Des morgens ten 10 uur laat ik de Afrikaansche soldaten aantreden en kies uit hen de beste schutters, ten getale van 49 man, 4 korporaals en 1 sergeant, die ik in drie sectieën afdeel, als volgt:
1e sectie ter sterkte van: een sergeant, een korporaal, een hoornblazer en 16 soldaten, onder mijn Kommando.
2e sectie bestaande uit: één korporaal en 16 man onder den adjudant-onderofficier Van Ralen.
3e sectie ter sterkte van: één korporaal en 16 man onder den Europeschen sergeant Bast.
4e sectie bestaande uit één korporaal en 18 gegageerden [39] onder den adelborst 1e kl. Lamie.
De overige manschappen van mijn detachement met den korporaal de Bord moeten in het Kamp achterblijven.
Ik breng de soldaten in korte bewoordingen onder het oog hoe zij zich morgen te houden hebben en druk hen - op last van den heer Ten Bosch - zeer op het gemoed, dat de moedigen beloond zullen worden.
Voor den middag debarkeerden: van de Koopman, de heer Ten Bosch, de adelborst Hora Siccama met zijn sectie; de luitenant Quispel met zijn sectie en de constabelmajoor met de noodige munitie; van den Amstel: dokter Fontein en twee sectieën met de heeren Veeckens en Hudig.
Des namiddags ten 3½ uur worden de handlangers en gidsen afgedeeld; zij alsmede de boschnegers worden voorzien van onderscheidingteekens, bestaande voor de boschnegers, in: een stuk wit zeildoek, welke zij en bandalière over de regter schouder linksch afhangende dragen, en voor de handlangers en gidsen in: een band van wit katoen om de regter bovenarm, voorzien van een doorloopend nummer.
Ten 4 uur des namiddags parade voor den overste Van Trojen, en opstelling der troepen als bij den afmarsch.
De voorhoede onder den luitenant Quispel, bestond uit: één sectie Europeanen; de getrokken één ponder op een daartoe expresselijk vóór den togt vervaardigd affuitje; de sectie gegageerden onder den adelborst Lamie; benevens mijne sectie. De hoofdtroep onder den Kommandant luitenant t/z 1e kl. Ten Bosch, bestond uit: de luitenant Veeckens met diens sectie; de adelborst Siccama met zijn sectie; de sergeant Bast met diens sectie; 2 mortieren van 12 dm, met de noodige munitie gedragen door handlangers; de luitenant t/z Cadet met zijn sectie; de adjudant onderofficier Van Ralen met zijn sectie; de officier van gezondheid Fontein met de ambulance, waarbij zes hangmatten en een draagkleed.
De achterwacht onder de luitenant t/z Hudig bestond uit diens sectie. [40] Als luitenant adjudant fungeerde de 1e Luitenant der mariniers van Braam Houckgeest.
De adelborst Kloek vervulde de dienst van adjudant bij den heer Ten Bosch; de sergeant der mariniers Van Beveren was diens ordonnance.
Nadat het vaandel door den adelborst Hora Siccama en diens sectie was afgehaald, (het vaandel was aan de eene zijde versierd met een gekroonde W en aan de andere zijde bevond er zich op met roode letters:

1869
Commendah 11 November
Anoema-Atjirm 9 December

deed de luitenant Van Braam, die de parade kommandeerde, de gelederen openen; waarop de troepen door de overste en de niet ingedeelde officieren van de Koopman en den Amstel werden geïnspecteerd; de gelederen werden daarna gesloten en de kring geformeerd. De overste sprak nu de Europeanen en de Afrikanen toe, en wenschten allen een goede uitslag bij den op morgen ondernomen togt; de orde van parade werd nu weder hersteld, de heeren officieren traden uit en de troepen betrokken wederom het Kamp.
Daarop werden er twee schoten met de een ponder in Commendah gedaan en keerden ook de officieren Kampwaarts.
Des avonds ten ongeveer 6¼ uur werden er drie worpen met lichtkogels uit den mortier van 13 duim, van uit het Kamp gedaan, waarop de niet ingedeelde officieren naar boord terugkeerden.
De hier beschrevene parade had plaats op eene vlakte nabij het Kamp, welke vlakte in den regentijd wanneer de rivier van Comanie te veel toevoer van water ontvangt, overstroomd wordt.

11 Januarij

Dingsdag
Hedenmorgen ten 2½ uur overal, ten 4 uur uitdeelen van oorlam en waterhalen; de Afrikanen ontvangen hun ration gezouten vleesch en scheepsbeschuit; de Europeanen brood en spek. Na uitdeeling van een en ander aantreden in dezelfde order en op dezelfde plaats, als gisteren voor de parade.
De korporaal Prins, benevens de soldaten Plange Jan en Kwakoe Ekoem No 2 worden op verzoek van den Kommandant der voorwacht door mij als spits aangewezen. [41] Des morgens ten 5 uur had de afmarsch plaats, de boschnegers gingen de voorhoede vooraf, doch wilden aanvankelijk niet vooruit en stonden in plaats daarvan te palabberen; de luitenant Quispel konde hen niet verstaan en begreep dus niet waarom zij niet voorwaarts gingen; op ZEd verzoek, zond ik hem den sergeant van Chama als tolk, doch daar genoemde sergeant als regter guide bij mijne sectie was ingedeeld, deed ik hem vervangen door den sergeant Loo P.A.
De marsch ging nu zonder stoornis voort, tot wij, na eene kleine vlakte te zijn gepasseerd op een smal pad kwamen aan weerszijden met digt en hoog struikgewas omgeven, wij hadden ongeveer één uur gemarscheerd, toen wij eensklaps van uit het bosch hoorden vuren, een boschneger werd gewond, daarop werd door den kommandant der voorhoede gelast links en regts front te laten maken, knielen en vuren; ook met de één ponder werden een paar schoten gedaan.
Op last van den heer Ten Bosch werd voorwaarts gegaan, te meer men niets van den vijand bespeurde; wij vernamen een oogenblikkelijk later onophoudelijk het geluid van een massa stemmen van uit het bosch, ook hoorden wij het geluid der negertrommen en het kostuumgezang der vrouwen; niet wetende waar de vijanden zich bevonden, werd er voorzigtigheidshalve telkens, halt, en links en regts, somwijlen ook wel alleen regts, of links, front gemaakt; naarmate het ons toescheen dat de vijandelijke negers zich, aan weerszijden, óf wel regts, óf links, van den weg bevonden; na dit halt maken deed ik mijne soldaten immer knielen en werd er een salvo in het bosch gegeven, dan werd er wederom geladen en voorwaarts gemarscheerd.
Ik had mijne soldaten bevolen om immer opgesloten en voor zooverre de breedte der voetpaden zulks gedoogden op twee gelederen te marscheren; het eerste teneinde zoo weinig mogelijk oppervlak aan het vijandelijke vuur, dat ons telkens vanuit het bosch bestookte, te bieden, en het tweede, om terstond links en regts van den weg vuur te kunnen geven.
Na een geruimen tijd aldus te hebben doorgemarscheerd kwamen wij op eene [42] vlakte, en daar wij over het algemeen geheel onbekend waren met de ligging, den weg en den afstand naar het Krom, zoo scheen onze Kommandant en ook wij, het er voor te houden dat wij in de onmiddellijke nabijheid van het Krom waren; de stormmarsch werd geblazen en onder een luid hoerah ging het vooruit, doch toen wij die vlakte over waren kwamen wij, tot ons aller teleurstelling, wederom op het boschpad. Na verloop van een kwartier uurs hoorden wij vreesselijk vanuit het bosch vuren, doch noch op ons, noch op de hoofdtroep, de achterhoede moest dus in gevecht zijn.
De heer Ten Bosch, aan het hoofd der troep marscherende, begaf zich terstond naar de achterhoede, waarop vanuit het bosch hevig gevuurd was; er werd een oogenblik halt gehouden en daarop retireren geblazen, waarop allen met weerzin terugtrokken, doch na weinige oogenblikken hernam de heer Ten Bosch zijn plaats aan het hoofd der troepen en gelastte tot ons aller vreugde voorwaarts te marscheren.
Ik was zeer beducht voor terugtrekken aangezien wij alsdan waarschijnlijk waren achtervolgd door de inwoners van Kwassie Krom, die door het geluid der schoten op onze aankomst waren bedacht en zich, zooals maar al te zeer is gebleken, op eene hardnekkige verdediging voorbereiden; waren wij dus teruggetrokken zoo hadden zij ons voorzeker achtervolgd en onze terugtogt zeer moeijelijk gemaakt.
Bij onze aankomst in het Kamp, vernam ik, dat bij deze attaque op de achterhoede, de matrozen: Stroomeijer, Van Laar en Van der Burg, op de plaats waren gedood, en de luitenant Hudig, benevens 7 matrozen, alsmede eenige handlangers waren gewond.
Het schijnt dat die aanval op de achterhoede heeft plaats gehad door de inwoners van de nabijgelegene Krommetjes, aangezien die Krommetjes zooals onder anderen Kwaïn Krom regts van onzen weg lagen, en ook juist de aanval van die zijde heeft plaats gehad; ook was ik reeds vroeger door den sergeant [43] van Chama opmerkzaam gemaakt op het geluid der oorlogstrommen en het kostuumgezang der vrouwen, zooals Chama het noemde, hetwelk wij hoorden als komende aan de regterzijde tot ons.
Na de genoemde aanval marscheerden wij ongeveer een drie kwartier door zonder de minste stoornis, of het minste het geluid uit het bosch te vernemen; veiligheidshalve werden er toch nog alle oogenblikken salvos in het bosch gedaan, te meer wij zeer beducht waren voor hinderlagen, waartoe de weg uitmuntend geschikt was. Nadat wij den weg naar Domenassie linksch waren voorbij getrokken, hoorde ik van den heer Quispel dat de Kromboom in ’t zigt was (een grooten zwaren boom aan den kant der weg staande), naauwelijks waren wij deze boom voorbij getrokken of wij hoorden een oorverdoovend geschreeuw, gepaard met hevig geweervuur; wij waren aan den ingang van het Krom.
Er werd nu door ons (de voorhoede) een hevig geweervuur geopend, alsmede eenige schoten gedaan met de getrokken een ponder; ik bemerkte echter dat de sectieën voor mij stilstonden en daar wij vooruit moesten, drong ik met mijne sectie zooveel mogelijk voorwaarts, tot bij de een ponder. Hier hadt een algemeen gedrang plaats; de gegageerde soldaten die voor mij uitgingen bleven staan, niettegenstaande hun sectie Kommandant hen al aanmoedigde om voorwaarts te gaan, terwijl hij zelf in iedere wang een wond had ontvangen; door het gedrang dat hier plaats vond werd ik zelf tweemaal in een nabijzijnde kuil geworpen. De een ponder deed inmiddels twee granaat schoten op de digst in onze nabijheid staande huizen, waardoor het vijandelijke vuur aanmerkelijk werd verminderd; nu drongen eenige matrozen met den luitenant Veeckens voorwaarts, waarop ik onmiddellijk volgde, onder het aanheffen van “hoerah”, en al voorwaarts kommanderende stormden wij het Krom in, alwaar de tegenstand nu zeer verminderd was. Weldra werd het vijandelijke vuur geheel tot zwijgen gebragt; de verschillende sectieën tot de voorhoede behoorende verzamelden zich en het Krom werd doorzocht, doch geene vijanden meer bespeurd, wel een massa lijken, welke voornamentlijk in het achterste gedeelte van het Krom lagen. Bij het storm loopen op het Krom, zag ik dat de heer Veeckens een schot in den arm ontving, ook werden hierbij de negersoldaten Koffie Esson behoorende tot mijne sectie en de soldaat Plange Jan, tot de spits behoord hebbende, de eerste in den rug en de laatste in de borst gewond.
[44] Terwijl het Krom door de sectieën van den Heer Quispel en mij onderzocht werd, trokken de overige sectieën binnen, behalve de sectieën van den luitenant Cadet en den adjudant onderofficier Van Ralen, welke sectieën aan den ingang van het Krom op den weg halt hielden, teneinde ons te dekken tegen overvallen. Het Krom werd spoedig van alle kanten in brand gestoken, zoodat ik het met mijne sectie weldra te warm kreeg en genoodzaakt werd evenals de Europeanen het Krom te verlaten, gevolgd door den sergeant Bast en diens sectie; daar er volgens de order van den heer Ten Bosch bepaald was, dat de voorwacht het Krom in den brand zoude steken, wanneer allen waren teruggetrokken en alsdan zouden volgen als achterhoede, zoo was ik met mijne sectie de laatste die het Krom uittrok; door de felle brand en de daardoor ontwikkelde warmte, was het ons onmogelijk langs denzelfden weg als bij onze aankomst, terug te gaan en moesten wij tusschen eenige, nog niet in brand staande woningen, door in allerijl terug trekken.
Uit de acht a negen gevondene vaatjes buskruit, waarvan sommige door Europeanen andere door inlanders werden medegevoerd, blijkt het wel dat de bevolking van Kwassie Krom op hevigen tegenstand is bedacht geweest; want, dat dit kruid door verrassing of wel ten gevolge van verwarring, door onze aankomst, niet zoude kunnen zijn medegevoerd, daarvan kan onmogelijk sprake zijn; bij het doorzoeken der huizen, bleek het, dat alle huisraad, voedsel, enz. was weggevoerd, derhalve had men even goed het gevondene kruid kunnen medenemen, ware het niet, men zulks tot verdediging wilde gebruiken.
Nadat alle handlangers en boschnegers het Krom hadden verlaten, marscheerde ik met mijne sectie voorwaarts, vooraf gegaan door de sectie gegageerden; de sectie Europeanen met den heer Quispel marscheerde bij de hoofdtroep, alhoewel de sectie met zijn Kommandant, ingevolge de order voor den terugmarsch gegeven, tot de achterhoede behoorde; nadat wij nagenoeg de helft van den [45] marsch hadden afgelegd, kwam de luitenant Quispel met zijne sectie bij ons en nam zijne plaats in de achterhoede in.
Op onzen terugtogt bespeurden wij niets van den vijand; voorzigtigheidshalve werden er echter van tijd tot tijd salvos in het bosch gegeven. Op korten afstand van Kwassie Krom zagen wij een gesneuvelden boschneger aan den weg liggen, ik deed hem door eenige in de nabijheid zijnde handlangers medevoeren.
Ten ongeveer 12¾ uur des voormiddags, bereikten wij de vlakte voor het Kamp waarop wij des morgens waren aangetreden; ten 9½ uur ongeveer was Kwassie Krom genomen en ten 10¼ uur ving de terugmarsch aan.
Bij onze terugkomst werd de kring geformeerd; de overste bedankte zoowel officieren als soldaten Europeanen en Afrikanen voor hun betoonde moed, en gaf zijn leedwezen te kennen over den dood der gesneuvelden; daarna werd een driewerf “lang leve de Koning” aangeheven en de troepen betrokken het Kamp.
Ik ging mij nu terstond een oogenblik reinigen en een paar regelen aan den heer boekhouder schrijven, teneinde men in Elmina zoo spoedig mogelijk met den afloop zoude bekend zijn.
Door de overste Van Trojen werd ons (de officieren), een dejeuner aangeboden, in ons tentje van palmboombladeren.
Toen ik in het Kamp aankwam vernam ik dat de luitenant Van Braam gewond was bij den ingang van het Krom; hiervan was ik geheel onbewust, aangezien ik toen reeds in het Krom was; hij begaf zich oogenblikkelijk na de aankomst naar boord. Ik vernam van den dokter Fontein, die tot ongeveer 3½ uur des namiddags bezig was wonden te verbinden, dat er, behalve de 4 gesneuvelden 3 matrozen van den Amstel en een boschneger gewond waren, als volgt:
van ZM stoomschip Amstel de luitenants t/z Hudig en Veeckens, benevens 7 matrozen; van ZM stoomschip vice-admiraal Koopman, de luitenant der mariniers Van Braam Houckgeest, de adelborst Lamie en 12 matrozen; van de vaste Bezetting alhier ter kuste 2 soldaten; [46] zes handlangers; één gids en eenige boschnegers alsmede de jongen van luitenant Hudig.
De gekwetsten werden zoo spoedig mogelijk naar boord gezonden. Des namiddags gingen de overste, de luitenant t/z 1 kl. Bunnik, en de overige officieren die gemist konden worden naar boord.

12 Januarij

Woensdag
Des morgens ten ongeveer 5 uur worden de drie gesneuvelden van den Amstel naar boord gebragt; de op den 10den ll. aan wal gekomene sectieën van dit schip embarkeren en ten ongeveer 9 uur des morgens verlaat het schip de reede koers zettende naar Elmina. De overste Van Trojen bevindt zich aan boord. Het is heden rustdag; ik laat de patronen tellen en bevind dat ieder man van mijn detachement nog 20 van de 70 medegenomen patronen over heeft.
De soldaten Kwakoe Jater, Kudjo Tjun en Kantoem Akouw in het kamp aangekomen, zij worden alhier van Elmina gedetacheerd. De heer Ten Bosch embarkeert.

13 Januarij

Donderdag
Inspectie van de wapenen der soldaten. De soldaat Kobbena Kondua wegens ziekte naar Elmina.
De baas timmerman van de Koopman komt aan wal en breekt de uitkijk af. Alle overvloedige munitie en materieel wordt geëmbarkeerd. De borstwering der kanos wordt afgebroken en de beste kanos uitgezocht. De heer Van Stockem en de heer Ten Bosch komen van 10 – 11 uur in het kamp.

14 Januarij

Vrijdag
De Afrikaansche soldaten exerceren van des morgens 6 tot 8 uur. Omstreeks één uur des namiddags komt de overste met een geleide van 30 soldaten van Elmina.
Op mondelingsche last van den overste namens den heer Gouverneur, verlaat de onder adjudant Van Ralen met het aangekomen detachement, des namiddags ten 5 uur het kamp. Van Ralen blijft te Elmina.

15 Januarij

Zaturdag
De soldaten maken hun wapens en kleeding schoon, de Amstel komt terug van Elmina.
Ik ontvang f 60.- tot uitbetaling voor het onderhoud der handlangers.
[47] De luitenant t/z 1e kl Ten Bosch komt aan wal en meldt mij, dat: van dingsdag op woensdag nacht het Kamp zal worden opgebroken.
Morgenochtend ten 9 uur groote partade.
De overste komt met de heeren Bunnik en Jansen aan wal.

16 Januarij

Zondag
De officieren, onderofficieren en manschappen die deelgenomen hebben aan den togt naar Kwassie Krom van ZM stoomschepen Koopman en Amstel, debarkeren; ten 9 uur des morgens groote parade; opstelling en plaatsing der troepen als bij den opmarsch naar Kwassie Krom. De overste en ook de heer Ten Bosch, bedanken zoowel Europeanen als Afrikanen voor hun betoonden moed en gehouden gedrag in het Kamp; daarna wordt er een driemaal herhaald hoerah aangeheven en de troepen betrekken het Kamp.
De officieren en manschappen die des morgens zijn gedebarkeerd, embarkeren weder.

17 Januarij

Maandag
De loodsen worden afgebroken en de planken gescheept, alsmede alle keukengereedschap, de potten der kaantjes vrouwen, watervaten enz.; de munitie is des morgens ten 6 uur geëmbarkeerd.
De hutten der Afrikanen worden afgebroken en van het hout een grooten brandstapel gemaakt.
Des morgens debarkeren alle officieren en manschappen die deel hebben genomen aan de tuchtiging van Commendah, en die niet door ziekte daarin verhinderd worden.
Ik houd de namiddags ten 4 uur inspectie over mijn detachement. Des avonds ten 11 uur verlaten wij Commendah, na vooraf al het overblijvende in brand te hebben gestoken.

18 Januarij

Dingsdag
Des morgens ten 1¼ uur komen wij in Ankwanda, alwaar gerust wordt tot des morgens 6 uur; op dit uur wordt aangetreden en naar Elmina gemarscheerd; de orde van afmarsch is dezelfde als naar Kwassie Krom.
Des morgens ten ongeveer 7 uur komen wij nabij de Veersche redoute, alwaar wij door den heer gouverneur en de ambtenaren en officieren worden ingehaald.
De heer gouverneur heet de troepen welkom, en wenscht de aangekomenen geluk met de behouden terugkomst. [48]
Vervolgens marscheren wij Elmina binnen, en houden halt aan de landingsplaats; de heer Ten Bosch doet de kring formeren, en bedankt zoowel Afrikanen als Europeanen voor hunne goede medewerking tot de verkregen uitkomst, hetwelk met een driewerf ”lang leve de heer Ten Bosch” werd beantwoord.
De heer Ten Bosch roept mij daarop vóór en bedankt mij en mijne soldaten voor den betoonden ijver, gedrag en moeite; ZEdG zegt mij verder, over een en ander den heer Gouverneur ten gunstigste te zullen rapporteren.
Ik marscheer daarop met mijne soldaten naar het kasteel St George en doe de troep inrukken. De landingsdivisiën embarkeren.
Zaturdag den 22sten Januarij, is door den boekhouder het werkloon uitbetaald, aan de handlangers, gidsen, gegageerde soldaten en kaantjes vrouwen, die op Commendah werkzaam zijn geweest.

            De 2e luitenant der Bezetting,
            Joost

 

Transcriptie J. de la Hayze

Gerelateerd

Schets krijgsverrichtingen

PLA 111 C 7

Aanval op Commenda

Hs 4266

Gerelateerd

Cornelis Johannes Marius Nagtglas

ZI-IV-0154-92

Gerelateerde dossiers

Journaal van mijn reis door Vrankrijk

Een reisje door Duitsland in 1862

Bericht uit het leger van Napoleon (1)

Bericht uit het leger van Napoleon (2)

Herinnering aan Mr. S. de Wind

Napoleon in Middelburg en Domburg in mei 1810

Wat vermag een vrouw

Beterschap

In dienst van de Garde Impériale

Een reisje naar Axel

Proeven met stinkhout

Brief uit Parijs

Reisje over de Surinamerivier in 1816

Londen in 1790/1791

Semen sabadillies

Vier Romeinse oudheden

Plunderingen in Middelburg in 1787

Kort Verhaal van een geweldig oproer voorgevallen binnen Middelburg in Zeeland van Vrijdag 29 junij

Journaal, gehouden op eene reis van Rotterdam naar Batavia en terug, met het Fregatschip Soerabaya,

Advies betreffende overspel van een predikant rond 1755

Dagboek Maria Johanna Schorer-van de Putte

Twee zeldzame voorwerpen

Inzet van Europeanen als arbeiders in Suriname

De invasie van het Mogolse rijk in 1738

Verslag van beschietingen bij Aardenburg van 1 mei 1794 tot 13 januari 1795

Verzuchting van een afgewezen kandidaat

IJsvermaak in Kortgene

Castra Herculis of Witlam?

Zwerftochten langs de Westerschelde

Fietstocht in Zeeland

Kort berigt van het beroemd Eijland Taiowan

Bezoek koning Willem III aan het Zeeuwsch Genootschap in 1862

Jan Wier als bestrijder van het bijgeloof

Zeeland gekend uit Zijne Munten en Gedenkpenningen

Weeklacht van het stoomjacht Stad Middelburg

Spotdicht op het gezantschap naar Engeland in 1695

Overgave van Middelburg 1944

Een fiets

Goud & tranen