Dossier: Zeeland gekend uit Zijne Munten en Gedenkpenningen
(Verhandeling gehouden tijdens een vergadering van de leden van het Zeeuws Genootschap tussen 1817 en 1823. In vet toegevoegd de nummers van de penningen die zich in 2023 in de collectie van het Genootschap bevinden.)
los velletje:
naar Van Loon Nederl. Historiepenningen
[marge: Aldus vervolgende kon men een fraaij deconf. maken in den smaak van dat van D. Chevellier]
Ao | 1566 | 1D | bl. 77 | GM1448 | ||||
1570 | bl. 135 | GM1449 | ||||||
1572 & 1573.1574 | bl. 159, 171, 180 | Middelb | GM4917, GM4922, GM4927, GM4936 | |||||
1574 | bl. 192 | GM1194 | ||||||
1575 | bl. 204 | GM2025 | ||||||
1576 | bl. 217 | Zzee | GM4945, GM4946 | |||||
1577 | bl. 232 | GM1451 | ||||||
1577 | bl. 240 | |||||||
1580 | bl. 282 | GM2018 | ||||||
1581 | bl. 295 | Vliss. | ||||||
bl. 296 | Veere | |||||||
1582 | bl. 313 | GM1454 | ||||||
1584 | bl. 345 | GM1199 | ||||||
1584 | bl. 348 | GM1457 |
[2] Het Volkskarakter der Zeeuwen geschetst uit deszelfs Munten en Gedenkpenningen
Gelijk het karakter eener Natie gekend word door deszelfs groote Mannen & roemrugtige daden, zoo word het tafereel nog levender door de beschouwing van deszelfs Munten & Gedenkpenningen. Zij zijn sprekende bewijzen van het doorgaand Volksgevoelen, en heldere fakkels voor de Geschiedenis.
De onsterfelijke Van Loon heeft met onbegrijpelijke vlijt en naarstigheid alle die Monumenten verzameld afgeteekend en in koper laten graveeren en de Tweede Klasse van het Koninglijk Instituut bevlijtigt zich om die Uitgave te verbeteren en aan te vullen. Moge die poging wel gelukken [2v] en vele Beminnaars der Penningkunde of Bezitters van Gedenkpenningen worden opgewekt om deze loffelijke onderneming te ondersteunen!
Inmiddels kan het niet anders dan bevorderlijk zijn aan dat oogmerk, dan zich meer en meer gemeen te maken met de Vaderlandsche Gedenkpenningen en in den zelver beschouwing op te merken den geest der tijden, waarin zij geslagen wierden.
De beeltenissen trouwens, die zij dragen en de volzinnige opschriften, waar mede zij prijken, herinneren ons niet alleen aan vele gewigtige gebeurtenissen en lotgevallen des Vaderlands, aan den moed der Voorvaderen, aan hun vertrouwen op de Goddelijke bijstand, maar ook aan den indruk die zulke openbare beeldspraken (marge: zulke wandelende Memento’s Beth-Els en Ebenhaëzers) maakten op het Volk en zelf op de Vijanden des Vaderlands.
Het zou welligt niet moejelijk zijn deze stelling met onlochenbare bewijzen te staven. [marge: Maar wie waagt zich op zulk een ruime zee? Wie onderneemt dit heerlijk tafereel met juiste verwen te schetsen? Vergun mij M.H, dat ik het wage er eene proef aan te nemen, voor zoo veel het [3] klein Gewest betreft, dat wij bewonen, dat zich kenmerkt door eenen zwemmende Leeuw met het randschrift Luctor & Emergo. Zouden wij in deze vernuftige beeldspraak en in het daartoe betrekkelijk motto niet de uitdrukking lezen van Zeelands geologische ligging in het midden der zeebaren, maar tegelijk ook opmerken den kommerlijken toestand van dat Gewest in het jaar 1584, na den moord van den Vader des Vaderlands te Delft gepleegt?
De Staten van Zeeland drukten althans hun smartgevoel zeer eigenaartig uit door eenen Penning te doen slaan, aan de eene zijde dragende des Prinsen zinnebeeld, den vogel Halcyon op de zee dobberende met het randschrift Saevis tranquillus in undis, en aan de keerzijde het Wapen van Zeeland, omgeven van die der Ridderschap & Steden van Zeeland, en rond het eerste Luctor et Emergo. Eene zinspreuk dus nu niet gebruikt en voordaan eigen gebleven [3v] aan de Zeeuwsche zegels en Gedenkpenningen, zoo veel mij althans bewust is.
Om echter in deze Geschiedkundige en Numismatische beschouwing eenige orde te houden, zal ik ten aanzien der Zeeuwsche Gedenkpenningen den leidraad volgen, door van Loon getrokken, zonder gewag te maken van de zulke, die op last der Staten van Holland en Zeeland geslagen zijn, als welker toepassing niet zoo direct tot ons oogmerk schijnt te dienen.
Wij zullen dan eerst spreken van de Zeeuwsche Gedenkpenningen, die geslagen zijn voor het plegtig verbond der Unie van Utrecht en de instelling eener afzonderlijke Provinciale Munt.
[5] WelEdGeb. Heere Rethaan Macaré in handen.
[5v] Bij gelegenheid moge de Heer Macaré eens deze gedagte vervolgen!
Olim meminisse juvabit.
Transcriptie J. de la Hayze