Dossier: Verzuchting van een afgewezen kandidaat
Alexander François Sifflé, mede-oprichter van de Zeeuwsche Courant, wordt niet gekozen in de raad van Middelburg en verwoordt zijn frustraties in onderstaand vers.
Verzuchting van een Gedropen Kandidaat
(Sifflé)
Zij willen mij niet hebben
Tot Lid van hunnen Raad,
Schoon ik mij mogt betoonen
Een vurig Kandidaat.
Wat moeite ik heb genomen,
Wat laagheên ‘k heb gedaan
Om met het gros der Kiezers
Op goeden voet te staan.
Zij willen mij niet hebben
Tot Lid van hunnen Raad,
Ik kan het niet begrijpen -
‘k Ben geen Aristokraat,
Maar liberaal = vrijzinnig
Tot ’t puntje van mijn teen,
De Grondwet is mijn Bijbel…
‘k Liep toch een blaauwe scheen.
Zij willen mij niet hebben
Tot Lid van hunnen Raad,
Al strooide ik duizend briefjes,
Waar slechts mijn naam op staat.
Ik - Zeeuwsche Lamartine -
Sta bloot voor zulk een hoon!
Wat zou Piepa wel zeggen:
“Ook Sander! gij, mijn Zoon!”
Zij willen mij niet hebben
Tot Lid van hunnen Raad
Thands is mij ook benomen
Mijn laatste toeverlaat,
Geen Eerste of Tweede Kamer -
Geen Staten van ’t Gewest -
’t Is al voor mij gesloten ....
Wat is er dat mij rest?
Zij willen mij niet hebben
Tot Lid van hunnen Raad,
Dat ‘s ’t loon nu van mijn tobben
Tot heil van Stad en Staat!
Al liep er zucht naar glorie
Voor ’t eigen Ik soms bij -
Nu hebben zij me in ’t Ootje ....
Ach, leelijk in de lij!
Zij willen mij niet hebben
Tot Lid van hunnen Raad -
Doch ’t zal hen toch berouwen
Wanneer het is te laat.
‘k Zal in mijn Krant hen troeven,
Daar kunnen zij op aan -
En blijf, schoon Uitgefloten,
Toch ’t Haantjen van de Baan!
[1v] N.B. Zoo over de post gezond aan de leden van de Societeit St. Joris. 1851
Transcriptie J. de la Hayze