Dossier: Londen in 1790/1791
Verslag van een verblijf in Londen door Paulus de Wind jr met beschrijvingen van de stad en bezoeken aan musea en de verschillende theaters waar hij opera’s, komedies en tragedies bijwoont. Hij verbaast zich over de vele 'priesteressen van Venus', de volmaaktheid van de Engelse acteurs en het meezingende publiek.
[1] Journaal gehouden gedurende mijn verblijf te London van den 30 Septemb. 1790 tot 21 Meij 1791. P. de Wind. Med.Doct. Medioburgo-Zelandus.
[2] 1790 September 30. Voornemens zijnde om, na het volbrengen mijner studien, eenigen tijd te London te passeeren, ten einde aldaar de vroedkunde te leeren, en te gelijk een en ander Hospitaal te frequenteeren, vertrok ik ten dien eijnde op Donderdag den 30 Septbr 1790 smorgens om 10 uur van Middelburg, hebbende tot mijn reijscompagnon Juff. Wilcocke, dochter van den Engelschen Predikant Wilcocke, met wien en wiens familie ik in een wagen na Vlissingen vertrok, van waar wij, na eenig vertoeven, ons ten 12 uur begaven aan boord van de Brig d’Endeavour, Captn. Ths Mcneil, welk vaartuyg den voorigen avond van Middelburg vertrokken was, en toen voor Vlissingen ten anker lag. [* marge: Ons schip was lang 68 voet, en behalven den Captein met 3 man en 1 jongen bemand. Verder waren er nog 3 Passagiers, zijnde Wurtembergers in het vooronder.] T liep aan tot half twee eer de boot ingehijst, het anker geligt, en de zeilen klaar waren. Wij gingen hierop met een tamelijken voortgang voort, wordende ten drie uuren alle de zeilen bijgezet, welke bestonden uit een bazaan, marszeil, en twee bramzeilen aan de agter; een onderzeil marszeil, en bramzeil aan de voormast, en twee fokken. Ondertusschen hadden wij ten twee [3] uuren het middagmaal genomen, het welk voor scheepskost vrij goed was. Ten drie uuren waren wij op de hoogte van Westcappel, twelk wij van ver zagen leggen, dewijl wij langs de Vlaamsche kust onzen koers namen. Ten 5 uuren waren wij voor ’t Sluijssche gat en zagen Sluijs en Brugge leggen; ten 6 uuren waren wij voor Blankenburg, en ten 7 uuren voor de vuurtoren van Oostende. Hoezeer het niet extra hol ging, had echter de beweging van t schip zoodanig een effect op mij, dat ik, na zeeziek geweest te zijn om 10 uur zonder eeten na bed ging, na dat mijn reijsgenoote zulks reeds lang te vooren gedaan had.
Oct. 1. vrijdag den 1 October. s’morgens ten 7uur boven komende bevond ik mij in het gezicht van Margate, en de kust van Noordvoorland. Dit gezicht van d’Engelsche wal frappeerde mij geweldig, te meer dewijl ik nooyt zulk hoog land, en witte krijtbergen had gezien, ook doet zich Margate van verre zeer schilderachtig op, inzonderheid een Molen en de Comedie, die, op een heuvel staande, uit zee zeer ver gezien worden, om 9 uur waren wij voor Margate genaderd, en zagen toen de stad terdegen; ten 11 uuren hadden wij een zeer schilderachtig gezicht op een kerk met twee Torens in een aangename landsdouw leggende, en passeerden veel schepen, hoezeer wij nu reeds op de Theems waren, konden wij aan d’andere zijde der rivier noch geen land zien. [4] Omstreeks 1 uur begon zich land aan de noordzijde te vertoonen, ten twee uur waren wij voor t Eiland Sheppey, passeerden vervolgens de Rivier van Rochester en Chatham, waren ten vier uur voor Sheerness alwaar zeer veel schepen lagen. Ten zes uuren hadden wij Gravesend aan de linker hand, en het Tilbury Fort aan de regter hand. Dewijl de eigenlijke Rivier van London hier gerekend word te beginnen kreegen wij diversche booten om te visiteeren aan boord, een van welke twee persoonen aan boord liet, waarvan d’een wat hooger in qualiteit dan d’ander scheen te zijn, en welke tot London medevoeren. Ook kreegen wij een presboot aanboord, doch zonder eenig gevolg dewijl beide de matroozen vreemdelingen waren, de stuurman een vrijbriev had, en de jongen niet in aanmerking scheen te komen. In ’t algemeen was het gezicht van dit gedeelte van Engeland om zijne heuvelachtige ligging zeer fraay, inzonderheid de ligging van Gravesend en Tilbury Fort. Ten half acht in den avond raakten wij vast op de slik, dewijl een ander schip, twelk den geheelen dag achter ons was geweest, zonder ons te kunnen passeeren, ons nu op zijde kwam, en, zonder dat er mogelijkheid was om voor of achter te passeeren, [5] zodanig opdrong dat wij vastraakten, welk lot echter hem korts daarna zelf wedervoer. Hoezeer dit evenement den Capitein speet, die anders zonder de zeilen intehalen van Middelburg tot London gevaren zou zijn, was het voor mij en mijn reijsgenoote goed, dewijl wij in den vroegen morgen te London zouden geweest zijn, zonder iets van den tusschen beijden liggende plaatsen te zien. Dewijl ons schip wat scheef ley, was mij om die reden t liggen in de kooy dien nacht vrij ongemakkelijk.
Oct. 2 Saturdag den 2. Octbr s’morgens ten 8 uur opstaande gingen vond ik dat wij onder zeil gegaan waren ten 7 uur, zijnde dit gedeelte van de reys allervermakelijkst, doordien wij met een frissche voor de wind door een groot getal laveerende scheepen heenzeilden. Om half twaalf, waren wij voor Woolwich alwaar wij een groote menigte oorlogschepen zagen leggen onder anderen de Boyne van 98 stukken, tgeen een zeer trots gezicht maakte, vooral in aanmerking van de menigvuldige schepen die op stapel stonden. Van hier tot Lond Greenwich was de rivier op differente plaatsen gegarneerd met straatroovers, die in kettingen hingen, op de plaats daar zij anderen bestoolen hadden. Ten half twee kwamen wij te Blackwall, vervolgens te Greenwich, [6] daarna te Deptford, en ten ½ 4 aan de legplaats van Cap. Macneil, omtrend ¼ uur van den Tower af. Wij zeilden hier tusschen de huyzen, timmerwerven en schepen van Blackwall tot London, en welk begrijp, tot aan de Londonbrug, mij verzekerd is dat tusschen de 2 en 3000 schepen leggen. T verbazend gewoel dat dit veroorzaakt is naauwlijks te begrijpen, inzonderheid dat van de koolschepen, als in welke wij de matroozen in hun naakte lijf de koolen zagen ontlaaden. Ten half vier waren wij dus te London, hebbende een zeer voorspoedige reys en een voordeeligen Oosten wind gehad. Deze reys van Middelburg tot London heeft mij in alles gekost circa f 30 Hollands, waaronder de onkosten op mijn koffer, en onder deze f 3.6 voor 18 pond boeken waren. Op de legplaats gekomen zijnde, ging ik met Miss Willcocke en de vader van M’neil, welke kort bevoren aan boord was gekomen in een bootje van boord, en zette voet aan wal niet ver van thuijs van gemelde vader, No. 1 Little Hermitage Street, alwaar wij een oogenblik vertoefden; gemelde geleijde ons vervolgens na eene Mr Closes op Great Tower Hill, alwaar Miss Wilcocke logeerde, en welke lieden mij zeer vriendelijk ontfingen, en tegen den volgenden middag ten eeten verzochten, tgeen ik accepteerde. Ten 6 uur kwam Captn. Macneal om mij aftehalen en bracht mij bij [7] zijn broeder Thomas Leggett, een Timmerman [tussen de regels: without] in No 19 Old Bethlem, Bishopsgate street, welke benevens zijn huijsvrouw mij vriendelijk ontfing, en bij wie ik provisioneel mijn intrek nam. De Capiteijn vertrok hierop weder na zijn schip. Dewijl ik ’t gebruijk der taal toen niet extra machtig was, kon ik met mijn hospes en zijn vrouw noch weinig praten, en zijnde nu in London zonder noch genoegzaam te weeten, waar ik voor mijn but te volvoeren, mij moest adresseeren, en aan mijn ouders en verdere vrienden denkende, was ik juist niet opgeruymd. Mijn hospes dit misschien merkende proponeerde mij een wandeling, welk propositie ik accepteerde, hij geleijde mij hierop na den vleeschmarkt (Leaden Hall Market), welke de grootste uyt London is, en mij van dezen kant met de rijkdom en grootte van Engeland bekend te maaken, mij telkens vragende, of er in Holland wel zulk vleesch was. Vervolgens, na met hun gegeten te hebben, ging ik ten 10 uur na bed dewijl ik zeer gefatigueerd was van de reijs, en dus geen gebruijk maakte van een andere propositie van mijn hospes, om namelijk na een brand, welke toen ter tijd, omtrend een half uur van ons huijs van daan, uitbarste, te gaan zien. Ik sliep dien nacht ongemeen wel, en vond mij zelven, de kleinheid der kamer uijtgenomen, vrij wel gelogeerd.
[8] Oct. 3. Zondag den 3den October. S morgens ten 12 uur liet ik mij door mijn hospes na het huijs van Mr. Closes brengen (No 21 Great Tower Hill), en vond onderweg dat een groot gedeelte menschen van alle rang en ouderdom in de rouw was over den Hertog van Cumberland, korts te vooren overleeden. Bij gemelde Mr. Closes komende deed ik, in gezelschap van Juffr. Willcocke en de zoon en Dochter van den huijze een wandeling na eene Mistriss Johnson, (No 5 Corbet Court, Grace Church Street) aan welke Dns Wilcocke bevoren geschreven had om te hooren of zij geen kamer voor mij had: Deze vrouw beloofde mij zo dra er zich een occasie opdeed, mij aan een kamer te zullen helpen. Vervolgens keerden wij na huijs om te gaan eeten. Na den eeten deeden wij eene wandeling door den Tower, en beschouden d’uijtwendige aanmerkenswaardige dingen van den zelven. Vervolgens ging ik met gemelde Heer Closes de reliques van den brand, van den vorigen avond zien, en na Theedrinken bragt zijn E mij tegen zeven uuren thuijs, als wanneer ik mij met schrijven van brieven ging amuseeren.
Oct. 4. Maandag den 4 Oct. smorgens ging ik met Captein M’Neil na mijn eenige mijner recommandatie brieven uijtbrengen, doch vond niemand thuijs. Vervolgens deed ik een vrugtelooze wandeling na Juff. Wilcocke, met wien ik was afgesproken ten 12 uuren een visite te gaan doen, doch welke door [9] het regenachtige weder geen voortgang had. Hierop keerde ik terug om in mijn logement te eeten, alwaar ik de vader van McNeil, Mr Sutton genaamd vond, met wien ik na zijn huijs wandelde, alwaar ik Macneil vond, die vervolgens mij de weg wees om een briev aan de Heeren Handesmansz en Co te bezorgen, (No 277 Wapping), welke Heeren niet ver van daar woonden. Vervolgens wandelde ik met gemelde Macneil dat gedeelte der stad waarin wij ons toen bevonden, Wapping genaamd door, twelk juijst het brillantste niet is. Vervolgens wandelde ik na huijs dronk met mijn hospes Thee, gaf vervolgens met denzelven een visite aan een Hollands Heer, de Beaune genaamd, die niet ver van ons woonde, wandelde hierop na de kant van de beurs, bank etc, en kocht een platte grond van London, en keerde vervolgens thuijswaards.
Oct. 5. Dingsdag 5 October, smorgens ten half twaalf ging ik na Doctor Saunders, die in No 13 , New Broad Street woonde, en aan wien ik een recommandatie brief van Dns Wilcocke had, om onderrichting te vragen, in wat manier in mijn but te London te slagen. Zijn E. gaf mij hierop elucidatie en recommandatie. Na den eeten deed ik eene visite, en gaf een briev over aan Dns Putman (No 3 Austin Friars). Vervolgens zocht ik vergeefs na een ander Heer, doch terugkomende ontmoete ik Miss Closes met Juff. Wilcocke, welk eerste mij terecht hielp. Vervolgens ging ik na huijs [10] en had dien avond werk genoeg aan mijn coffer welke door de bedienden van ’t Customhouse op een zeer slordige wijs was ingepakt, en welke ik voor mijn provisioneel gebruijk verschikte.
Oct. 6 Woensdag 6 October smorgens gaf ik een visite aan Dr Lowder (op No 24 St Saviar Church Yard in Southwark), welke Heer lessen in de vroedkunde geeft, en een huijs voor kraamvrouwen heeft, en bijwelken ik mij engageerde. Van hier ging ik na Mr. Cline (No 12 St Maryaxe), die lessen in de Chirurgie en Anatomie geeft, en met wien ik over mijn voornemen sprak. Vervolgens gaf ik een visite aan Mr Armiger, een Chirurgijn, die me zeer vrindelijk ontfong, en ging vervolgens mijn Credietbrief van Dhr Turing aan Chs Hevries en Co overgeven (in No 5 Jefferies Square, St Maryaxe). S’namiddags nam ik een huurkoets en liet mij brengen na Polandstreet omtrend een uur gaans van mijn huijs om twee brieven van Prof. Sandifort en Dhr Turing aan Dr foard Simmons, en mr Farquhar te bezorgen. * marge: Dr. Simmons No 16 Polandstreet Oxford road. Mr farquhar Great Marlbro’ Street Geen van beide deze Heeren vond ik thuijs, ik wandelde toen terug na huijs, en zag van verre het blusschen van een brand, welke dien morgen ten 6 uuren niet ver van Black Friars brug was ontstaan, en waardoor 6 huijzen en 1 mensch verbrand waren. De beweging hierdoor veroorzaakt, was onder de redenen, welke veroorzaakten, dat ik tevoren in mijn koets meer dan een half uur in de nabuurschap verstopt geze [11] had moeten wagten, eer wij om de menigte van rijtuigen, die tegen elkander instopten, avanceeren konnen.
Oct. 7. Donderdag den 7 October. S’morgens om half acht ging ik voor t eerst het Collegie in de vroedkunde bij Dr Lowder bijwoonen, en ondervond bij deze gelegenheid dat de weg daarnatoe zeer ver was, hetgeen mij met ernst op een logement in deszelfs nabuurschap bedacht deed zijn. Ten een uur hoorden ik een Anatomische les bij Mr. Cline. Dien morgen had ik mij voor middag eeten geengageerd bij Mistriss Johnson, alwaar ik dus ten vier uur ging eeten. De berichten die ik omtrend den excessiven hoogen prijs der Collegies had ontfangen, maakten dat ik dien morgen vrij wat onzeker was hoedanig in t vervolg mijn tijd te verdeelen.
Oct. 8 Vrijdag den 8. smorgens van tCollegie komende vervoegde ik mij bij den meergemelden Dr Saunders, die mij onderrichting en raad gaf, waarop ik resolveerde om, buiten t waarnemen van al de cursus en accouchementen van Dr Lowder, inteteekenen voor 6 maanden als pupil in de hospitaalen van St Thomas en Guy, met vrijheid om in die hospitaalen dus alle de daarzijnde Chirurgijns bij de zieken te volgen, en bij alle operaties t’assisteeren. Ik haalde dien dag bij mijn bankier 50 £ Sterl. en wandelde s’namiddags met mijn hospes door Moorfields.
[12] Oct. 9. Saturdag den 9 Oct. s’morgens begaf ik mij na Doctor Saunders, en van daar na Mr Cline, wien ik mijn voornemen te kennen gaf om als Pupil in de hospitaalen te komen, doch tevens verzocht van t houden zijner Anatomische lessen geexcuseerd te zijn, dewijl het eensdeels mij te veel tijd wegnam als zijnde van 1 – 3 zesmaal in de week, en ten anderen mijn but hier niet was, doch bad hem om gebruijk te mogen maaken van zijn dissequeer kamer, tgeen hij mij accordeerde. Hierop ging ik na St Thomas Hospitaal, en betaalde daar 20 £ Sterl. waarvoor ik een admissie billet ontfing. Vervolgens deed ik eene wandeling na de kant van Black fryars brug en beschouwde in de nabijheid de ruinen van eenen brand, die den voorigen woensdag zes huijzen aldaar verteerd had. s’Namiddags deed ik in gezelschap van de Heeren daar ik dien middag mede gegeten had, een wandeling na Sadlers Wells omtrend een mijl buiten de stad gelegen, met het oogmerk om daar een koordedansers spel te zien, doch vergeefsch dewijl aldaar Saturdags niet gespeeld wierd. Wij wandelden hierop na Drury Lane doch hier was geen plaats meer, zodat wij na een weinig in een Alehuijs vertoefd te hebben na huijs keerden, kunnende ik mij onderweg niet genoeg verwonderen over de groote menigte Venus Priesteressen, welke wij op straat tegen kwamen. Vervolgens keerde ik na huijs, na alvoorens noch eenigen tijd aan het huijs van Mistriss Johnson vertoefd te hebben.
[13] Oct. 10 Zondag den 10 Oct. s’namiddags ten 2 uuren wandelde ik met mijn hospes na Templebar, van waar wij met een koets na Westminster reeden. Wij bezagen hiereerst des Konings stallen, alwaar wij zeer fraaije paarden zagen, echter dacht mij dat het gebouw zoo fraaij niet was als van dhr Catteau, befaamd liefhebber van Paarden te Vlissingen. Vervolgens bezagen wij het standbeeld van Carel den 1, zijnde levensgrootte op een paard zittende, bij welke gelegenheid mijn hospes mij verhaalde, dat de maaker van hetzelve zich voor de kop had geschoten omdat men hem eenigen tijd na dat het beeld geplaatst was overtuijgd had, dat hij den staartriem van het paard vergeeten had. Vervolgens bezichtigden wij d’Abdij van Westminster, wiens uytwendig voorkomen gedeeltelijk van een zeer hoogen ouderdom is, als zijnde t’oudste gedeelte van dezelve van den jare 1220. Ik vermaakte mij hier eenigen tijd met de menigvuldige graftomben te aanschouwen (zijnde er vermits de zondag geen gelegenheid om iets anders te zien), onder welke ik bij die van Newton, Shakespear, verscheide krijgshelden en andere, die men in alle kerken vind, niet weinig gefrappeerd was te vinden dat van eene gerenommeerde Actrice Mrs Pritchard, ook dat van Handel. Mijn hospes toonde mij hierop t uijtwendige van t Parlement huijs, Westminster Hall, t nieuwgebouwde [14] huijs voor den Hertog van York, t Paleis van WhiteHall, de Thresory, de Guarde etc. Hierop deeden wij een wandeling door St James Park, Green Park, Constitution Hill, en een gedeelte van Hydepark. Wij wandelden hierop over de Westminster Brug na eene Herberg, St Georges Spa genaamd, alwaar wij Thee dronken, en vervolgens over Black friars brug terug keerden. Was ik eenige dagen te voren niet weinig verwonderd geweest dat ik in de nabuurschap van Moorfields een menigte nieuwe huijzen zag bouwen, ik was nu niet minder verwonderd toen ik hier geheel nieuwe straaten zag bouwen, zijnde zederd vijftien a zestien jaaren, tusschen de Blackfriars en Westminster bruggen een vlek gekomen dat grooter en vrij wat volkrijker is als Vlissingen, en over t geheel genomen ondervond ik, dat het bijna niet mogelijk is voor iemand, die nooijt in London is geweest, zich een denkbeeld van de grootte dier Stad te vormen, of zich de manier, op welke de huijzen hier opeengehoopt zijn te verbeelden.
Oct. 11. Maandag den 11 Octob. smorgens ten half 8 na Dr Lowder gaande, deed mij de koude en mist, en het denkbeeld van alle morgens in t midden der winter de rivier over te moeten wandelen, resolveeren om zonder na gelegenheid [15] bij Misstris Johnson te wagten na een kamer in de Borough omtezien, om dus dichter bij de hand te zijn; ten dien einde addresseerde ik mij aan een of twee Heeren om hierin te slagen. Dien morgen zag ik door Mr Lucas een der Chirurgijns van t Hospitaal van Guy, d’operatie van de steen verrichten, aan een meisje van 13 jaaren, nadat ik alvoorens voor t’eerst in Guy ’s hospitaal had rondgewandeld. Beide de Hospitaalen van St Thomas en Guy zijn voor hun gebruijk zeer goede, ruijme en luchtige gebouwen. T eerste is geboud door koning Eduard de zesde wiens standbeeld op t voorplein staat; en het tweede in den jaare 1730 of 40, door Mr Thomas Guy, een man die een geringe boeknegotie begonnen zijnde, een considerabel fortuijn gemaakt heeft. Deszelfs standbeeld is op het voorplein opgericht. Beide deze Hospitaalen staan onder directie van 6 Chirurgijns, en alle Leerlingen der Chirurgie hebben den vrijen toegang in deze hospitalen, mits betalende £ 20 Sterl. voor d eerste zes maanden, en verder na rato.
Oct. 12. Dingsdag den 12 October. s’morgens huurde ik een kamer bij Mr. T. Edwards, Lighterman and Coaldealer, No 4 Weston-Street, near the Maze, Tooley Street [16] in Southwark, met wien ik voor 40 Guiniesen een jaar accordeerde voor kost en wooning genietende hiervoor ontbijt, eeten, Thee, en Logijs, doch moetende vuur en ligt in mijn kamer apart betalen. Dezen dag, zoals ook den voorigen was ik een weinig geindisponeerd door verkoudheid en een ligte diarrhoea, welke ik aan t rivierwater toeschreef, dewijl geen ander water bijna in London gebruijkt word, wordende het zelve door verscheide konstige waterwerken, uijt de rivier na alle deelen van de stad opgevoerd, deze wateren ten welken einde de geheele stad onder de grond met houten pijpen is gevuld, welke het water overal heen voeren, zo wel voor dagelijks gebruijk als voor brandblussching, wordende in t laatste geval niet anders gedaan dan bij middel van een leeren buijs een communicatie tusschen de perspomp, en een dezer pijpen gemaakt. Mijne ongesteldheid was ook oorzaak, dat ik dien avond zoo wel als de voorigen de propositie der Heeren waarmede ik at, om na de Comedie te gaan, declineerde.
Oct. 13. Woensdag 13 October. Om verscheide redenen resolveerde ik dien dag om de kamer, welke ik den vorigen dag gehuurd had optezeggen, en mijn tijd bij Misstriss Johnston aftewagten. s’ avonds ging ik in gezelschap van [17] hospes, zijn vrouw en suster na een plaats buiten de stad, omtrend een half uur van ons vandaan gelegen, en Sadlers Wells genaamd. Hier zag ik een soort van Comedie, als waar stukjes uit kleine opera’s vertoond wierden; op de koord dansen ook zag ik er twee persoonen op de koord dansen, verder verscheide soort van klugten en Pantomimes, verbeeldende de schipbreuk van ’t schip de Guardian, en het fransche confoederatie feest, met een woord een Marionette spel door levendige menschen vertoond. Hoewel alles zonder eenige de minste connexie was, maakten echter de menigvuldige decoratien, en de moeite die d’acteurs zig gaven, om te voldoen, dat het noch al eenige vertooning had.
Oct. 14. s’middags deed ik een wandeling door een gedeelte van de stad, waar ik noch niet geweest was, en zag overal nieuwe huijzen bouwen.
Oct. 15. Vrijdag. s’middags zag ik in de Guildhall op het Stadhuijs van London d’afbeelding van Lord Chatham, de vader van Mr Pitt, en het monument door de burgerij van London aldaar voor hem opgericht, ook de afbeeldingen van verscheide Koningen van Engeland, en twee Reusachtige beelden boven den ingang van t’inwendig deel des gebouws, en aan deszelfs buijtenzijde drie oude beelden van koningen, doch dien door den tijd reeds merklijk geschonden waren, als zijnde van een hooge oudheid. [18]
Oct. 16. Saturdag 16 October. Niets gepasseerd.
Oct. 17 Zondag 17 Oct. s’morgens deed ik een wandeling na St Pauls kerk, en bezag d’inwendige structuur van dezelve wordende maar een gedeelte derzelve tot preeken gebruijkt daar er tot noch toe geen monumenten in deze kerk zijn, heeft zij van binnen een naakt voorkomen, dat geenzins beantwoord aan haar uijtwendige luijster. Doch dewijl de Westminster Kerk vol monumenten is, heeft onlangs de Bisschop van London permissie gegeven, om monumenten in St Paul’s te plaatsen. Hierna deed ik een wandeling na Templebar, Lincolns Inn Gardens, en Lincolns Inn fields, dat een zeer fraaij plein is, in ’t midden met een weide, en rondom met fraaije huijzen bezet. s Namiddags ging ik met mijn hospes, en zijn broeder Captn M’neal een wandeling doen na een herberg genaamd Bayners Wells, en t nabijgelegen land frappeerde mij sterk om zijn fraaije heuvelachtige ligging, wij dronken te Bagnigge Wells Thee, en hier amuseerde ik mij met het zien van d’Engelsche geringere burgerluij in hun Zondags gewaad, zijnde de herberg omtrend van alloy als t Groenewoud te Middelburg, doch in een veel brillanter smaak.
Oct. 18. Maandag. s’morgens zag ik een amputatie in het St. Thomas Hospitaal, s’namiddags een visite bij Miss Wilcocke.
Oct. 19. Dingsdag. Dewijl Mrs. Johnston mij verhaalde dat het onzeker was of ik wel in korten tijd bij haar mijn intrek zou kunnen neemen, resolveerde ik bij deze gelegendheid weder mijn kamer bij Mr Edwards in te huuren, met wien ik afsprak den [19] volgende dag bij hem te zullen komen inwoonen.
Oct. 20. Woensdag. s’morgens vroeg mij een Heer daar ik Collegie mede hield of ik plezier had het Museum Leverianum met hem te gaan zien, t geen ik accepteerde, en met hem na Black friarsbrug wandelde, waar hetzelve dicht bij is. Dit is een Museum van allerleij soort van zeldzaamheden; behalve een menigte dingen tot de Natuurlijke Historie betrekkelijk, waaronder een Laplands Rendier, een witte beer, een struijsvogel en verscheide andere grootelijks uijtmunten, is er eene kamer, geheel gevuld met de zeldzaamheden door Captn Cook in zijn reijs rondom de weereld medegebracht, en van welke ik een groot gedeelte aanstonds herkende, dewijl het gezicht van dezelve in plaat mij in t geheugen leij. De kamer daar d’Aapen in waren, was hierdoor aanmerkelijk, dat al d’Aapen in differente attitudes waren opgezet, zodat men sommige zag als Barbiers, Schoenmakers, Lantaarnopstekers, Tandetrekkers etc. Dit Museum is vergaderd door Sir Ashton Lever, en na diens dood bij forme van Loterij van 5000 loten, ieder van 1 guinie, te beurt gevallen aan Mr Parkinson, die t zelve grootelijks vermeerderd heeft, en iedereen d’entree permitteerd, mits betalende een halve Croon. Ook is er te zien een bandenlier van een der Koningen van Frankrijk, om op de jacht te gebruijken, zijnde zoals verhaald word, uijt de bastille gekomen. Ook was er een groote menigte fraaij opgezette vogelen, en voorts rariteiten van allerleij soort.
[20] Oct. 21. Donderdag. den 21 oct. betrok ik mijn nieuw logement bij Mr. Edwards.
22 en 23 Oct. Niets gepasseerd
24. Zondag. s’namiddags deed ik eene wandeling rond den Tower, en leijde eene visite af bij Miss Wilcocke.
25 en 26. Niets gepasseerd
27. s’namiddags deed ik met mijn contubernaal een wandeling en hij geleide mij bij zijn vader, een gewezen Nederduitsch Predicant te Nieujork, die even buiten de stad, in een der aangrenzende gehuchten, omtrend een uur van ons huijs te Pentonville, in een zeer aangename situatie woonde. wij dronken aldaar Thee, en keerden vervolgens na huijs. (No 10. Winchesterstreet. Pentonville)
28. s’avonds had mijn hospes een gezelschap aan huijs bestaande uit een kooleverkooper en zijn vrouw, Mr Gumber, onze respective melkboer en zijn huijsvrouw, en de vrouw van zijn broeder, een kroeghouder, hier in de buurt. Dit gezelschap, hoezeer ik gewoon was in een beteren kring te converseeren, liet echter niet na mij grootelijks t’amuseeren, dewijl ik er de manier van leeven van den Engelschen Burgerstand uit zien kon.
29. s’namiddags deed ik met mijn contubernaal een wandeling door het ander gedeelte der stad, en op t’eind onzer wandeling ons niet ver van zijn vaders huijs bevindende, dronken wij aldaar Thee.
31. Zondag. s’morgens ging ik in de kerk bij Ds Putman, en na dezelve begaf ik mij met mijn contubernaal ten huijze van zijn vader eeten, alwaar wij aaten, en na den eeten een wandeling deeden na een nabijgelegen herberg, van waar wij een zeer frappant gezicht hadden, op het omleggende heuvelachtige ligging land.
[21] Nov 1 & 2. Niets
3. Woensdag. s’morgens gehoord hebbende dat de zes Chirokeese ambassadeurs, welke zig zederd eenige dagen in deze stad ophielden, en veel van zich deden spreeken, aan den Koning op het Levee zouden gepresenteerd worden, begaf ik mij met mijn hospes s’namiddags na St James, doch wij waren in onze verwagting te leur gesteld dewijl er zich geen Chirokeesen kwamen. Wij waren eenige tijd in de kamer van s’Konings lijfwagten, en zagen daar de Heeren van en na t levee gaan. Vervolgens vervoegden wij ons aan een andere deur, met oogmerk om den Koning te zien terugrijden, doch een opkomende regenbuy deed ons opbreken en met een huurkoets na huijs rijden. De lijfwagten des Konings zijn in een zeer bijzondere kleeding omtrend als de Centsuisses en scheenen geen zwaren dienst te hebben, dewijl zij er uitz zeer net en wel uitzagen.
4. 5. en 6. Niets aanmerkenswaardig. Saterdag’s s’namiddags dronk ik Thee bij mijn gewezen hospes.
7. Sondag. s’middags at ik bij Mrs Johnston welke mij ten eeten had laten inviteeren. 8. Maandag. Na den eeten wandelde ik met mijn hospes na de fishmongers hall, of gildehuijs der vischkoopers, tgeen een zeer fraaij gebouw is, van daar geleide hij mij in de bank van Engeland, en wandelde de diversche vertrekken van dezelve met mij door, alwaar wij een groot getal klerken bezig vonden, en de fraaije schikking van het gebouw als ook de bouworde, als hebbende hetzelve geene raamen op zijde, maar alleen koepelsgewijze vallichten, admireerden. Hierop gingen wij na de Guild Hall, welke [22] wij doorwandelden, en tevens de preparatien zagen voor de plegtigheid van den volgende dag, waarop de L nieuwe Lord Major stond ingehuldigd te worden. Het interieure van dit Stadhuijs beantwoord in geenen deele aan de stad waarvoor het zelve diend. Van hier gingen we naar St Pauls kerk met oogmerk om den top van dezelve te bezien, doch dewijl er juist de namiddag gebeden gehouden wierden was dit onmogelijk. Noch geene dusdanige gebeden in de heerschende Kerk van Engeland bijgewoond hebbende, zoude ik, indien ik niet beter geweten had, mij verbeeld hebben in een Roomsche kerk te zijn; hebbende ik nooit geweten dat den eerdienst van de heerschende Kerk van Engeland zo veel overeenkomst met den Roomschen kerkdienst had, dewijl de manier van zingen, en de differente knielende menschen die in hoeken van de kerk deze gebed zangen en gebeden stil na zaten te leezen, zeer veel overeenkomst had, met het geen ik meermalen in de Roomsche Kerken gezien had. Dien avond ging ik met mijn contubernaal na d’ Apollo Gardens, een herberg niet ver van hier, alwaar fraaij muziek was, en op t’orgel gespeeld wierd. De zaal waarin dit geschiedde was zeer brilliant, en in een goeden smaak, en het ontbrak er niet aan een aanzienlijk getal Dames, welke, hoezeer t grootst gedeelte een air van ingetogenheid had, oneigen aan hun beroep, hier in de brillanste equipage als Priesteressen van Venus kwamen om den eerdienst hunner gades voortteplanten, door het algemeen den luister harer bekoorlijkheden te doen zien.
[23] Nov. 9 Dingsdag den 9 Novbr. s’morgens om 11 uur begaf ik mij met mijn hospes en zijne familje in een zijner booten op den Theems om daar den trein te zien, welke, volgens jaarlijks gebruijk den nieuwverkoorenen Lord Major te water na Westminster zoude geleiden. Deze trein bestond uit omtrend 20 differente barges, van fatsoen als de Hollandsche trekjachten, doch van vooren met een steven, waarin 18 a 20 Roeijers zaten. De Roeijers van iedere barge waaren in differente zeer aardige uniformen en iedere barge was met verschillende vlaggen en wimpels versierd, tgeen gevoegd bij het muziek, dat in iedere barge was, een zeer aardig effect maakte. In deze barges waren de Hoofden der differente Gilden der Stad. Dewijl wij tegen stroom terug moesten roeijen, maakte dit dat wij niet voor half 3 thuijskwamen om te eeten, waardoor wij minder wel in ons oogmerk slaagden om den trein s’namiddags te land te zien.
Nov. 10–13. Niets
Nov. 14. Saturdag 14 November.
Nov. 25. Donderdag. Dien dag begaf ik mij s’namiddags na St James Park, alwaar ik den koning in staatsie rijden zag na het Parlement om hetzelve te openen. De koets waarin zijne Majesteit zat was zeer fraaij en met acht paarden bespannen. Een bijzonderheid welke plaats heeft wanneer de Koning in het Parlemend verschijnd is dat zijn Majesteit altoos van opperkleederen veranderd wanneer hij terugkeerd, ten welken einde er in het Parlementshuijs een garderobe is.
Nov. 27. Dien avond nam ik voor t’eerst sessie in de Physical Society at Guys Hospital in welke ik tot Honorair lid was verkoren. D’onkosten waren eene Guinie sjaars, en daarvoor had ik het gebruijk van een vrij net bibliotheekje, en gelegend[24]heid om eens sweeks, Saturdags, de vergadering dier Societeit bijtewoonen. Nov. 28. Sondag. S’nademiddags deed ik een visite bij Miss Wilcocke, welke ik benevens de Heer bij wien zij logeerde gereed vond om na het Magdaleen Hospitaal te kerk te gaan, waartoe ik ook geinviteerd wierd en t geen ik accepteerde. Dit Hospitaal is ingericht om aan boetvaardige Hoeren een schuijlplaats te verschaffen, en bevat omtrend 50 kostgangers, welke in de kerk agter een gordijn zitten, en zeer fraaij zongen. Dewijl de Heer Closes een van de Governors van dit Hospitaal was had ik een zeer goede plaats, en ik had hier gelegendheid om de form van Godsdienstoeffening van d’Engelsche Kerk in zijn geheel te zien. Dien avond bleef ik bij den Heer Closes soupeeren.
Nov. 30. S’namiddags deed ik eene visite bij Doms Putman, die mij zeer vriendelijk recipieerde, en bij wien ik eenigen tijd vertoefde.
Dec. 5. s’namiddags deed ik met mijn contubernaal eene wandeling na St James en Hydepark, en bezocht de voornaamste Squares aan t westend der stad in Westminster, welke allen om het fraaijst zijn, en de meeste met een grasparterre op de Engelsche manier aangelegd in de middel. Boven alle munten uijt Grosvenor Square en Portman Square. Vervolgens keerden wij terug na d’Apollo Gardens alwaar wij Thee dronken. De wandeling in Hydepark is zeer fraaij door de heuvelagtige ligging van hetzelve, hoewel het niet zoo beplant is , als ik mij voorgesteld had maar alleen hier en daar met boomen bezet, doch deze heuvelagtige ligging en een Rivier die door hetzelve heen loopt maakt dat het een allerfraaijst voorkomen heeft, en voor d’ingezetenen van dit gedeelte der stad tot een zeer aangenaame wandeling verstrekt, hoewel het er in de zomer zeer warm moet zijn.
[25] Dec. 14. Dien avond begaf ik mij met een mijner kennissen naar Drurylane Theatre met oogmerk om de in het Tragique vermaarde Mrs Siddons te zien speelen, dan dit huijs vol zijnde gingen wij na Covent Garden, alwaar wij The German Hotel, en achter hetzelve, The Midnight hour, zagen speelen. De decoratien, de muziek en het speelen der acteurs voldeed mij zeer, hoewel het mij zozeer niet frappeerde als ik gedacht had, t geen ik daaraan toeschreef dat het een der verdiensten van het Engelsch Theater is, dat iedereen van den eersten tot den laatsten volmaakt goed, en er zo een menigte acteurs is, dat niemand een rol hoeft te speelen, welke voor hem niet geschikt is. Eenigen tijd te vooren had mijn hospes aan zijn huijs eenige van zijn vrienden gedefroyeerd, bestaande uit Mr Miles, een kooleverkooper hier in de buurt en zijn Egtgenoote, Mr Gunber, onze respective melkboer en zijn Ega, en de vrouw van mijn hospes broeder een public house keeper, of hospes in een bierkroeg. Deze partij gaf mij gelegenheid om de manier van leeven der Engelsche burgerluij te beschouwen, en hoezeer de hospes en zijn respective gasten geenzins lieden van t’eerste fatsoen waren wierd er echter een soort van Etiquette geobserveerd, die vrij goed was, doch somtijds zeer rampzalig afgebroken wierd door daden of woorden meer overeenkomende met het wezentlijk character der gasten. De vrouw van de Heer David Edwards maakte haar intreede in het gezelschap met een pot met bier in de hand, welke zij zoo goed geweest was om zelf te dragen, ten einde haar jongen een gang te sparen. De Heer Gunber deelde weinig in de vreugd, want, misschien vroeg opgeweest zijnde om zijn koeijen te melken, en tot laat in den agtermiddag melk hebbende rond gebragt, sliep hij zeer schielijk als een os. De partij scheidde ten twee uuren. marge: Dec. 22. Assisteerde ik voor d’eerste keer aan Dr Lowder’s huijs eene vrouw in haare verlossching van een levende dochter. [in de nummering van de bladzijden is 26 overgeslagen]
[27] Dec. 25. Saturdag. Dien namiddag had ik de gelegendheid om den vermaarde gevangenis Kings Bench genaamd te bezichtigen. Mijn Hospes een boodschap in dezelve hebbende te doen, of liever door een der gevangenen verzocht zijnde hem te komen bezoeken nam mij met zich, en wij wierden rondgeleid door die gevangene, welke de zoon van een mijns hospes Patroonen was, die aldaar voor schuld gevangen zat. Hij verzocht ons dat, indien wij hem iets wilden geven, wij zulks niet doen zouden in ’t bijzijn der andere gevangenen, dewijl hij in de gevangenis zelve, zo veel schuld had, dat hij bevreest was er weinig genot van te zullen hebben, indien de andere gevangenen merkten dat hij geld had. Het idee van t gemis der vrijheid uijtgeslooten is deze gevangenis voor deszelfs bewoonders zeer aangenaam, dewijl zij er volmaakt leven als of zij in een dorp leefden, zijnde bestaande de gebouwen uit een dubbele regel huijzen, die in verschillende apartementen verdeeld zijn, verder vind men er een Coffyhuijs, een boekwinkeltje, pruikmaker, perfumerie etc. De gevangene bezoeken elkander als op andere plaatsen, en leven er volmaakt ongestoord door hunne schuldenaars. Zij die op de derde verdieping en daar boven woonen hebben een ruijm lugtig uitzicht over de St Georges fields. Buiten de gevangenis zijn verscheidene huijzen welke tot dezelve behooren, en welke de Rules of the Bench genaamd worden, en in welke zulke gevangenen, welke borg naar hun verblijf in dezelve kunnen stellen, woonen. Dewijl deze huijzen aan de gemeene rijweg alwaar een zeer groote passagie is staan, leven de inwoonders van dezelve daar gansch niet onvermaakelijk, (wel te verstaan wanneer men in t’oog houdt dat zij gevangenen zijn, en in andere landen zo veel vrijheid niet genieten) en verslijten hun dagen in rust van hun schul[28]denaars, en hebben de vrijheid om elkanderen te gaan bezoeken. In vorige jaren hadden zij de vrijheid om door de St Georges fields te wandelen, doch de gebouwen hier sederd eenige jaaren merkelijk vermeerderd zijnde is deze vrijheid merkelijk beperkt, en ieder herberg en andere publique plaatsen van dezelve uijtgesloten. Men rekend dat in en buiten de Kings Bench omtrend 8 a 900 Personen woonen, die alle boven de gemeene classe van volk zijn, en door hun vrienden daar onderhouden worden.
Dec. 26. S’namiddags deed ik een wandeling na de Westminster Abbey, alwaar ik verscheidene graftomben zag, welke ik van te voren noch niet gezien had. Dec. 28. Mijn hospes dien dag te Woolwich moetende wezen, en het een zeer aangename dag weder zijnde resolveerde ik zijne propositie om hem t’accompanieeren t’accepteeren, weshalven ik met hem over Deptford na Greenwich wandelden, alwaar wij aten, en verder na Woolwich trokken alwaar ik met hem de werv bezag, en hoezeer wij een weinig te laat kwamen om de gevangenen aan het werk te zien zagen wij hun juist na boord varen. Deze gevangene zijn zodanige als voormaals om hun misdrijven na America en nu na Botany Bay gezonden worden. Zij hebben allen een keten aan hun beenen, welke in t opklimmen van de schepen waarin zij logeeren een luguber geraas maakten. Mijn hospes moest de Meester Timmerman van de werf, tgeen een groot Heer was, spreeken en zijn excuus makende dat hij hem juist van t eeten, tgeen opgedragen wierd afhield, en dat hem zulks speet, antwoorde de man koeltjes, t spijt mij ook, en indien mijn hospes hem niet beduid had dat hij expres van London gekomen was om hem te spreeken, zoude hij hem waarschijnlijk op dien tijd niet [29] te woord gestaan hebben. Daarna dronken wij te Woolwich Thee, en keerden met de Postkoets terug.
Dec. 30. Des avonds was ik met mijn hospes zijn vrouw geinviteerd bij de Heer Robertson een brouwer hier in de buurt, welke eenigen tijd te voren met zijn wederhelft een avond aan ons huijs gepasseerd had. Wij waren dien avond in gezelschap met de Heer Laeder, mijn respective paruijkmaaker en zijn huijsvrouw benevens eene Heer Ruth die bij Mr Laeder inwoonde, verder was aan huijs van de Heer Robertson eene Miss Holesworth gelogeerd, met dit gezelschap passeerde ik den avond tamelijk wel, en wij scheidden ten twee uuren, met belofte om in de volgende week dezelve partij bij de Heer Laeder te zullen hebben, waarvoor ik echter bedankte.
Dec. 31. Des namiddags deed ik eene visite, en dronk Thee bij Doms Putman.
1791 January 1. S’avonds ging ik in gezelschap van mijn contubernaal na Covent Garden alwaar wij The Busy body eene Comedie, en achter hetzelve een Pantomime, Picture of Paris, zagen speelen.
Jan. 2. s’namiddags deed ik eene visite bij Mr Closes alwaar ik Thee dronk
Jan. 4. Dien dag was ik geinviteerd ten huijze van de Heer Laeder dan hiervoor bedankt hebbende, nam ik s’namiddags een koets, en liet mij brengen na het huijs van de heer Farquhar, wien ik niet thuijs vond, vandaar begaf ik mij na Doctor Simmons, die ik thuijs vond en die mij tegen den volgende Donderdag acht dagen appointeerde om in de vergadering der Koningl. Societeit te worden geintroduceerd. Hierop deed ik eene wandeling in dat gedeelte der Stad, en begaf mij vervolgens na de Comedie in Drury Lane alwaar ik de Haunted Tower eene zeer [30] fraaije Opera zag speelen, en achter hetzelve eene Pantomime, welke zo wel als die welke ik eenige dagen te vooren in Covent Garden had gezien, zeer fraaij waren uit hoofde van de schielijke verandering van schermen en fraaije decoratien.
Jan. 5. Dien avond woonde ik een Comparitie bij met eenige jongeling die tot het Hospitaal behoorden, en die over eenige vermeende bezwaren delibereerende waaren, hoewel er weinig zaken verhandeld wierden en d’avond onder faveur van een glas Punch versleten wierd.
Jan. 6. Dien avond ging ik met mijn Contubernaal na Covent Garden, alwaar ik een Treurspel, The Earl of Essex, en achter hetzelve the Picture of Paris zag speelen. Tegen het end van het spel kwam een van de Cherokee Chiefs in de Loge van de Prins van Wales en zette zich tusschen twee Dames die aldaar zaten met wien hij in een zeer druk discours scheen te zijn. Hij was in een zeer aardig rood gewaad met kopere plaaten hier en daar versierd, en zag er zeer wel uijt, doch alzoo het juist die was, die een geboren Engelsman, en wel een Londenaar is, hebbende verscheidene van zijn familje hier levende, kon ik juijst geen goed idee van de kleur der Chiroqueesen vormen.
Jan. 9. Dien namiddag dronk ik bij Mrs Johnson Thee.
Jan. 10. Des nademiddags at ik (ten half 6) bij Dr Saunders en s’avonds had mijn hospes de partij hiervoor gemeld vermeerderd met zijn broeder en deszelfs dochter aan zijn huijs, welke partij voornaamlijk geschikt was om met dansen doorgebracht te worden, in welke exercitie ik verplicht was mede te doen. De partij scheidde om twee uuren, en de gasten waren uijtnemend tevreden, en betuijgden hun onderling genoegen.
[31] Jan. 12. S’avonds zag ik in Drury Lane eene zeer fraaije Opera, The Siege of Belgrade, en achter hetzelve The Deaf Lover.
Jan. 13. S’avonds om 8 uuren begaf ik mij volgens afspraak met Dr Simmons na de vergadering der Royal Society in Somerset House, alwaar ik in d’antichambre ingelaten wierd, en kort daarna in de vergadering, alwaar ik onder anderen zag de Broeder van de Koning van Polen, die incognito in London was. De President was de vermaarde Ridder Joseph Banks, bij wien de Heer Simmons beloofde mij bij gelegenheid te zullen introduceeren, mij tevens zeggende dat hij meest altoos op de vergadering van gemelde Societeit was, en dat ik dus alle Donderdagen gelegenheid zou hebben om hem daar te zien.
Jan. 14. Dien avond wierd ik geintroduceerd in het Lyceum Medicum Londinense, Castle Street, Leicester fields, eene vergadering van denzelven aart als de Physical Society in Guy’s Hospitaal.
Jan. 16. Zondag. S’middags at ik bij de Heer Closes, en bleev aldaar s’avonds eeten.
Jan. 17. In de nieuwspapieren gezien hebbende dat er in d’Apollo Gardens eene Lecture on Heads iederen avond gehouden wierd, dreev mij de nieuwsgierigheid derwaards om te zien wat dit beduidde, en ik vond dat het een verloopen acteur was, die een soort van farce speelde door differente Poppen voor den dag te brengen, welker characters hij dan beschreev.
Jan. 19. S’avonds bracht ik Miss Wilcocke en Miss Closes in de Comedie in Drury Lane alwaar de Siege of Belgrade vertoond wierd. Wij waren in gezelschap met den [32] jongen Heer Closes en deszelfs suster, eene Mrs. Wilkinson. In het nahuijs keeren hadden wij een singulier geval, want naauwlijks hadden wij een kort gedeelte van onzen weg in een huurkoets afgelegd, of wij bemerkten dat dezelve op een gansch niet aangename wijze geparfumeerd was, en wel met zodanig een parfum, als geen voor de zenuwgestellen onzer respective Dames ten uitersten onverdragelijk was en ons noodzaakte de koets te verlaten, bij welke gelegenheid ik den koetsier alle zijne welsprekendheid bijeen hoorde raapen om een allertouchanste lofreden op den onbekende parfumeur te doen. Een onzer Dames was zoo geindisponeerd dat wij ons genoodzaakt vonden om in een achterhuijs te retireren, alwaar de Heer Closes en ik, terwijl de Dames zich recouvreerden, eenige der gemelde beesten consumeerden. Vervolgens namen wij een andere koets na huijs, en na aldaar gesoupeerd te hebben, begaf ik mij na huijs.
Jan. 20. s’morgens ziende dat de Koning, Koningin en de 6 princessen dien avond in Coventgarden zouden weezen, begaf ik mij derwaard, en had het geluk om eenen heele goede plaats te hebben, alwaar ik op mijn gemak de Koninglijke familie kon opneemen. De jongste Princes, die 7 jaar oud is, zat tusschen haar ouders in de eerste Loge, en de vijf andere princessen naast elkander in de volgende. De Koning was zeer content, en lachte dikwerf hartelijk. Alle salueerden zij de vergadering bij t’inkomen, en wierden met een luid handgeklap verwelkomd, van s’gelijken toen zij aftrokken. Doch voor hun vertrek nadat beide de stukken afgespeeld waren kwamen al de zingende leden van het Theater naar het gordijn en zongen tweemaal het populaire air God Save the King, en toen zij t’aller [33] laatste couplet begonnen, zong bijna de geheelen vergadering hetzelve mede, hetgeen mij zeer frappeerde. The Dramatist en Picture of Paris.
Jan. 25. s’namiddags dronk ik Thee bij Ds Putman, en passeerde daarna den avond bij de Heer Robertson.
Jan. 27. s’namiddags dronk ik Thee bij de Heer Closes, en woonde vervolgens de vergadering der Koninglijke Societeit bij.
Jan. 28. Zag ik in Covent Garden The Provokd Husband en Picture of Paris. Jan. 30. Deed ik s’namiddags eene wandeling na Westminster Abbey.
Feb. 1. Dien morgen wierd ik door het aangename weder uitgelokt om in het andere gedeelte der stad een wandeling te gaan doen, en deed bij die gelegendheid een visite bij d Heer Farquhar dien, ik wederom niet te huijs vond. Feb. 2. Dien avond zag ik in Covent Garden, The Widow of Malabar, the Upholsterer, en een Divertissement.
Feb. 3. s’middags ten een uur begaf ik mij met Mr Cooper na St Jamesstreet, alwaar de vermaarde schaakspeeler Philidore drie partijen te gelijk te zien speelen, waar van twee zonder het bord te zien. Wij arriveerden aldaar ten twee uuren, en wierden voor 5 schellingen in eenen kamer gelaten alwaar het gezelschap uit omtrend 20 a 30 persoonen bestond, en welke eigentlijk behoorde tot een Chessclub of Schaakgezelschap t geen onder directie van gemelde Heer Philidore was. Zijn antagonisten waren twee Heeren Wilson, en een Heer Nowell. Met dezen laatsten speelde hij, en zag met zijn rug na de twee andere tafeltjes, alwaar de Graav van Bruhl (Saxische Envoyé) en een Mr Mazzareni voor hem speelden. Wanneer hij zijn partij gespeeld had, ordonneerde hij Mr Mazzareni wat hij zou speelen, en wagte tot deze [34] hem verteld had, wat zet zijn partij daar gedaan had, voor hij de Graav beval wat te speelen, en na hier insgelijks de zet van zijn partij afgewacht te hebben, speelde hij op zijn eige bord, en zoo vervolgens. Hij won de drie partijen in 2 uur en tien minuten. Behalven dat hij een volstrekt meester van t spel is, bestond de kunst (na mijn gedachten) hierin, dat hij zich de twee andere spellen als op zijn eige bord staande kon verbeelden, ten minsten dat een bord voor zich te hebben een groote hulp voor hem is, want toen hij een der twee andere, en zijn eige spel reeds gewonnen had, bleev hij voor het derde constant op zijn eige bord kijken. Met dit al was ik ten uitersten verwonderd over zijne bekwaamheden, en de schijnbare nonchalance met welke hij speelde, maakte alles zo veel te fraaijer. Philidore is de eenigste die het van het zo veel gerugt gemaakt hebbende Automate gewonnen heeft. De Graav van Bruhl is ook een zeer excellent schaakspeeler, en Phillidore kan hem alleen een paard voorgeeven. Vervolgens gingen Mr Cooper en ik in een Tavern eeten, en begaven ons daarna na Covent Garden alwaar wij de School for Arrogance en de farmer zagen speelen. Feb. 6. s’morgens begav ik mij met Mr Rowntree, een mijner kennissen na Newgate om de preek te hooren doen, zo als wij dachten, voor de ter dood verweezene misdadigers, doch de executie uitgesteld zijnde, reeden wij in een postkoest na Greenwich, alwaar wij ons na het Koninglijk Hospitaal voor oude zeevarenden begaven, en in de Capel den dienst bijwoonden, waardoor wij gelegenheid hadden om het grootste gedeelte van hun ten getaale van 1600 bij elkanderen te zien, waaronder verscheide blinde, lamme, kreupele, en zonder armen en beenen etc waren. Vervolgens wandelden wij door [35] de zaalen, en door de twee eetzaalen, alwaar wij hun gedeeltelijk zaagen eeten, als wel als de jongens, die ten getalen van 150 ter zeedienst worden opgebracht, en alle kinderen van d’inwooners van het huijs zijn. De schoonheid en trotsheid van het gebouw en deszelfs fraaije ligging aan de Rivier frappeerden mij sterk. Achter het gebouw is Greenwich Park, in t midden van welk een vrij hooge heuvel is, waarop het Observatory staat, van waar men een zeer ruijm gezicht over het omliggende land heeft. Hierop aten wij in een herberg, raakten vervolgens bij een instrumentmaaker over de deur in huijs, die en passant eenige zeer fraaije Electricale proeven deed, en keerden daarna te voet na Stad. Wij dronken in d’Apollo thee, en keerden daarna huijswaards.
Feb. 17. S’avonds was ik in Deury Lane alwaar ik de School for Scandal zag speelen.
Feb. 20. s’morgens ten 10 uur begav ik mij na Newgate, alwaar ik voor 1 schelling in de kapel wierd geadmitteerd, en aldaar boetpredicaatie (Condemned Sermon) hoorde preeken voor vier misdadigers, die den volgenden woensdag gehangen zouden worden. Deze vier persoonen zaten in een zwart bocht in het midden der kerk, in welks midden een tafel was, waarop eene doodkist stond. Twee hunner waren zeer aandachtig op de preek en zongen zeer distinct mede. Het grootste deel der toekijkers was op een der Gallerijen, zijnde de andere gevuld met de gevangenen, die om schuld zaten. Het midden der kerk was gevuld met de andere gevangenen, meerendeels bestaande uit zulken die gecondemneerd waren, om, voor differente tijd na Botany baay getransporteerd te worden, en waaronder verscheidene waren, en onder deze de beroemde Bavington, die hunne kleeding en [36] manieren het air van fatsoenlijke luij hadden. De tekst op welke de preek geschoeijd was, beviel mij zeer wel. S’avonds at ik bij Mr Robertson.
Feb. 22. S’avonds ging ik met Mr Pole en zijn broeder na het Pantheon of Italiaansche Opera, alwaar wij voor 5 schell. in de gallerij postvatteden, en de serious opera of Armida met twee pantomimes en dansen zagen vertoonen. Hier had ik het genoegen de in haar vak zoo befaamde Madame Mara te hooren zingen, tgeen ik van ganscher harten geloov dat zeer mooij was, doch juist om deze reden, en omdat de geheele Opera recitatiev was, surpasseerde het de spheer mijner muzicaale kundigheden. De Koning en familie was er ook, doch dewijl zij juist onder mij zaten, had ik er weinig aan.
Feb. 23. Des morgens ten 8 uuren begaf ik mij met Mr Pole en Rowntree na Newgate, alwaar wij ons in een huijs begaven om d’executie van twee der voorgemelde misdadigers (zijnde de twee andere gepardonneerd) te zien. De manier van hangen hier is dat de misdadigers op de platte grond van het schavot staande hun eene strop om den hals word gedaan, waarop ze in deze attitude eene psalm zingen, dan word hun de kap over de oogen getrokken, en de Domeni, beul etc het schavot verlatende, word hetzelve van onder hun gelaten. Zij waren beiden volmaakt bij hunne zinnen. Den Een De een gaf zich van tijd tot tijd zagtjes onderuit, waarschijnlijk om de strop meer secuur te doen klemmen, en toen de beul t schavot verliet, was hij bezig om zo goed en zoo kwaad als hij kon, de strop met zijn handen vaster te maken, de andere was geen twee minuten van te voren bezig met een Orange appel te eeten. * Marge: * s’avonds assisteerde ik aan Dr L’s huijs eene vrouw in haare verlossching van een levende Dochter. S’middags had ik in de Guildhall de Loterij zien trekken, en in een ander vertrek aldaar eene regtspleeging bijgewoond, over een blinde os die considerable schade in een winkel had gedaan, en waarin door Lord Kenyon gedecideerd wierd, dat de kooper van de os, niettegenstaande hij beweerde niet geweten te hebben dat het dier blind was, de schade moest betalen.
Feb. 24. Deed ik s’namiddags eene visite bij Dns Putman, van waar ik mij met een mijner kennissen een collegie bij Dr Fordyle bijwoonde, en daarna een klucht in Coventgarden zagen speelen, genaamd Love in a Lamp. [36v]
Feb. 28. s’namiddags begaf ik mij na het huijs der Lords of het Hoogerhuijs, alwaar die dag ieder een in kon komen (terwijl de Lords als een geregtshof zaten) mits ordentelijk gekleed zijnde. Niemand mag hier met Laarsen in komen dan alleen de leden van de House of Commons. Er waren niet meer dan 13 of 14 Lords uit 200 present, en de vergaderkamer was zeer oud en onaanzienlijk. Van daar probeerde ik of er mogelijkheid was om in Drurylane in te geraken, alwaar de Koning dien avond ging, doch mijn onderneming was vrugteloos, alzoo het huijs vol was, en ik verloor er mijn zakdoek in het gedrang bij, zijnde dit het eerste verlies van dien aart dat ik ondervond. Hierop begaf ik mij na Coventgarden alwaar ik de opera The Woodman, en de Follies of a Day zag speelen, en alwaar ik het pleizier had om alle 6 de Cherokee Chiefs te zien.
[37] Maart 2. S’morgens zag ik het gebouw de Albion Mills genaamd, aan de een korenmolen aan den voet van Blackfriars bridge, welke door een stoommachine aan de gang gehouden wierd, verbranden. De schade hier was anderhalf millioen Hollands. Er verbrandeden 40000 zakken koorn. Dit gebouw verzorgde een groot gedeelte van London van brood, en was zeer in den haat, dewijl het onder de suspicie van monopolie leij. Hoe ver dit gegrond was is onzeker, zeker is het dat de prijs der Graanen den volgenden dag considerabel afsloeg, en t brood door heel London een oortje goedkooper wierd, dan het in 6 maanden geweest was. De brand had waarschijnlijk zoo geen groote verwoesting aangerecht, indien het gemeen de pijpen der eerste spuijten niet had stukken gesneeden. De puinhoopen brandeden noch wel acht dagen daarna. Dien middag ging ik met Mr Rowntree na het Lyceum in de Strand, alwaar tweemaalen in de week de Art of Boxing op een Theater vertoond word. Deze kunst welke thans bij een gedeelte der Engelsche Natie in zeer veel achting is, word bij de Liefhebbers van zoo veel belang gerekend, dat men er even als in het schermen instructie in verkrijgt, en dus leeren kan, hoe men liefst op een methodique wijs elkander een neus vol bloed en een paar blauwe oogen kan slaan, en de voornaamste professors dezer kunst geven publieke lessen op dit sujet, waarvan ik er een bijwoonde. Daar het echter hier niet is te doen om elkander t’overwinnen, hebben zij een bijzonder soort van handschoenen om elkander niet te bezeeren; doch wanneer het om groot geld geschied, vechten zij zonder handschoenen, en t gevecht duurd dan zoo lang tot een van beiden buiten staat is. [38] Vervolgens begaf ik mij na Mrs Johnstone om te eeten alwaar ik Miss Wilcocke aantrof, welke ik na den eeten na het huijs van Mr Armiger convoyeerde, die mij zeer vriendelijk ontfong, en alwaar ik dien avond bleev soupeeren. No. .Aldermary Church Yard, Bowlane, Cheapside.
Maart 3. S’avonds woonde ik de vergadering der Koningl. Societeit bij, alwaar ik onder anderen Doctor Ingenhousz ontmoete, en met Dr Simmons afsprak om den volgenden Saturd. acht dagen hem aan zijn huijs te komen afwachten, om door hem bij Sir Jos. Banks geintroduceerd te worden.
Maart 4. S’morgens ten 10 uur begaf ik mij volgens afspraak na ’thuijs van de Heer Armiger, van waar ik met Miss Wilcocke, en de leerling van Mr Armiger na Westminster Abbey reed, welke wij bezagen, en alwaar ik zeer gefrappeerd was van alles wat ik zag. De schoone Gothique Architecture van het gebouw, de oude begraafplaatsen der differente Koningen van Engeland, enfin alles wat er te zien was, en tgeen breeder in de Guide des Etrangers vermeld is, was verwonderlijk voor mij. Alleen vond ik het vreemd dat midden onder alle deze oudheden eenige wassche beelden van zommige Koningen vertoond wierden als welke bij de rest der merkwaardigheden in het geheel niet voegden. Onder deze echter remarqueerde ik het beeld van de Graaf van Chatham, de vader van Mr Pitt, die in dezelve Westminster Abbey een overheerlijk monument heeft, en wiens gedachtenis in t’algemeen in Engeland in een groote achting is. – Verscheidene der alhier te ziene graftomben zijn van de jaaren 1100 [39] en 1200. Ook waren er 2 oude houte stoelen, die alleen dit aanmerkenswaardig hadden dat er alle de Kon. en Koninginnen van Engeland in gekroond worden. Vervolgens deeden wij eene korte wandeling door St James Park, bezagen daarna eenige vreemde gediertens in d’Exeter Change, en keerden vervolgens na de Heer Armiger’s, alwaar ik dien middag ten eeten bleev.
Maart 5. S’morgens om elf uuren wierd ik aan het huijs van Dr Lowder geroepen, alwaar ik op mij nam om eene vrouw in arbeid t’assisteeren, waarin ik tot den volgenden Maandag morgen ten 9 uur vaceerde, hebbende in al dien tijd meer dan een uur geslapen te hebben, alleen thuijsgeweest om mijn middag en avond eeten te nuttigen. Ik had in al dien tijd niet meer dan een uur geslapen, dewijl ik de eerste nacht noch al gezelschap had, tgeen mij het slapen belettede, als hebbende mijn contubernaal en eene Mr Smith, benevens Mrs Long, eene der vrouwelijke leerlingen van Dr. Lowder, de goedheid om mij gezelschap te houden, waardoor de nacht noch al spoedig omging, doch den tweeden nacht liet mijn patiente mij geen rust. Ik verloste haar van een doode zoon. Maart 8. S’middags woonde ik de jaarlijksche Oratie van de Medical Society of London bij, waartoe ik van Mr Armiger een kaartje had ontvangen, daarna at ik mede door de goedheid van Mr Armiger met gemelde Society in de Paulthead Tavern in Catheaton Street, alwaar wij een excellent goed diné hadden. Bij de Oratie ontmoette ik de Leon, een geweeze Academievriend van mij, die mij tegen den volgende Saturdag tot zijnent ten eeten vroeg, het geen ik accepteerde. Maart 10. S’nademiddags deed ik eene wandeling in St James en Hydepark, en een gedeelte van Kensington Gardens, [40] en begaf mij vervolgens na Drurylane alwaar ik de Rivals en No Song No Supper zag speelen.
Maart 12. S’middags ging ik bij mijn vriend de Leon te Bethnal Green, een weinig buiten de Stad gelegen eeten, alwaar ik zeer wel gerecipieerd wierd, en met 10 a 12 Joodsche Heeren en Dames dineerde, en mij vrij wel diverteerde. Vervolgens nam ik een koets, en liet mij na Dr Simmons brengen, met wien ik na het huijs van Sir Jos. Banks in Soho Square ging, alwaar hij mij introduceerde, en waar ik tot 10 uuren bleev, en vervolgens na huijs wandelde.
Maart 13. Des namiddags wandelde ik met Mrs Powell en Mr Sutcliffe na Chelsea, alwaar wij het Koninglijk Hospitaal voor Invalides bezagen, t geen zeer aangenaam aan de Rivier gelegen is, en, hoezeer zoo prachtig niet als het Hospitaal voor oude Zeelieden te Greenwich, echter een zeer fraaij gebouw is. Wij dronken Thee in een Coffijhuijs genaamd Don Saltero, alwaar eenige antiquiteiten en rariteiten te zien waren.
Maart 14. S’avonds soupeerde ik bij Ds Putman. Maart 15. Ging ik op het Monument, twelk ter gedachtenis van den brand van 1666 is opgericht, en 202 voeten hoog is en van welks top men een uitgestrekt gezicht over London heeft. S’avonds at ik bij de heer Close.
Maart 16. Wandelde ik met mijn hospes over Deptford en Lewisham na Bromley, een dorp elf mijlen van London Bridge gelegen, alwaar zijn zoontje in een kostschool was, de wandeling derwaards was zeer vermakelijk. Wij aten aldaar en kwamen s’avonds een gedeelte van den weg rijdende, terug.
Maart 17. Dronk ik Thee bij Mr Armiger, en woonde vervolgens eene vergadering van een Debating Society in Cornhill bij. Zodanige Societeiten zijn er verscheide in deze Stad, alwaar men voor 6 stuivers geadmitteerd word, [41] en alwaar over allerleije singuliere quaesties door iedereen dien zulks lust gedebateerd word. Het sujet van dien avond was over Animal Magnetism.
Maart 18. S’namiddags ontfong ik eene visite van den Heer Mr J.W. Molt, Advocaat te Rotterdam, een oude schoolkennis van mij, en welken ik in geen zeven jaaren gezien had. Wij deeden eene wandeling in St Georges Fields en soupeerden vervolgens in een Oesterhuys.
Maart 20. S’morgens ging ik in gezelschap van Heer Molt na St James alwaar wij de Koning, Koningin en 3 oudste princessen in Statie na de Koningl. Kapel zagen gaan. Wij deeden vervolgens eene wandeling in Westminster, waarin echter het slegte weder ons niet favorabel was. Hierop gingen wij in een Tavern in de Strand eeten. Na den eeten bezagen wij Westminster Hall gebouwd in 1076 door Koning William Rufus, alwaar wij de zaal zagen in welke Mr Hastings terecht gesteld word. Voorts gingen wij in Westminster Abbey, en deeden een wandeling in het Park.
Maart 22. S’namiddags ging ik met mijn Contubernaal en de Heer Molt, bij den eersten’s Ouders Theedrinken. De laatste soupeerde vervolgens bij mij.
Maart 23. Des’avonds ging ik met Mr Hillier en Alsop na het Engelsch Theatre op de Haymarket, alwaar wij eene vertooning van het planeetgestel en verdere gronden van astronomie zagen, t’welk zeer aardig gemaakt zeer bevattelijk, en zeer instructief was, hoezeer de explicatie vrij duidelijk was, was ze echter van dien aart, dat het grootste gedeelte der Audiencie er zeker weinig aan had.
Maart 24. S’namiddags ging ik met de Heer Molt Westminster Abbey bezichtigen, en deed vervolgens eene wandeling met hem. Ook zagen wij de Koning, Ko[42]ningin en eenige Princessen andermaal.
Maart 25. S’namiddags bezichtigde ik met de Advocaat Molt de jewell office in den Tower, alwaar alle Kroonen, scepters etc. der Koningen van Engeland bewaard worden, welke bij Krooningen en andere plechtige gelegendheden gebruijkt worden, en waarvan eene breedvoerige beschrijving te vinden is, in eene Fransche en Engelsche beschrijving onder mij berustende, waartoe ik den Lezer kortheidshalve refereere. Vervolgens soupeerde de Heer Molt in gezelschap van Mr Hillier bij mij.
Maart 27. S’namiddags deed ik met de Heer Molt eene wandeling in Hyde-park en Kensington-Gardens, in welk eerste wij een verbazend aantal koetsen, en wandelaars zagen.
Maart 28. S’namiddags dronk ik Thee bij Mr Armiger zijn E introduceerde mij vervolgens in de vergadering van de Medical Society bij, waarna ik bij de Heer Armiger bleef soupeeren, in gezelschap van eene Mr. Grinwell, een man die genoegzaam van zijn geboorte af blind was geweest, ten minsten geen herinnering had van ooijt gezien te hebben, en zeer fraaij op het Clavier speelde.
Maart. 29. S’namiddags bezag ik de wilde beesten en de differente wapenkamers in de Tower. De eerste maken zulk eene verzameling uit, als er waarschijnlijk geene in Europa te vinden is, onder anderen waren er twee zwarte beeren, hoedanige ik mij niet herinner bevorens gezien te hebben. De groote wapenkamer bevat wapenen, volgens het zeggen van mijn geleider voor 100000 man, die alle in een zeer fraaije orde zijn zamengevoegt. De Spanish Armory bevat de zegeteekens op de onoverwinnelijke vloot in 1588 behaald, ook wierd mij aldaar vertoond de bijl met welke Anna van Bolein en de Graaf van Essex onthoofd zijn, en twee vaandels door Rodney op St. Eustatius vero[43]verd, welk gezicht voor mij t minst vermakelijk was. In de House Armory zag ik verscheidene oude wapenrustigen, onder anderen die van The Black Prince, en van Jan van Gent, Hertog van Lancaster, t geen door hun in de vermaarde slag van Azincourt in 1415 gedragen was. Vervolgens soupeerde ik bij de heer Close.
Maart 30. S’avonds was ik in een Oratorio, of concert van Kerkmuziek in Drurylane, het welk gedurende de vasten tweemaal s weeks in de Comedie word gehouden. Er waren omtrent 40 vocale, en ruijm zo veel instrumentale speelers.
Maart 31. Ik dronk thee en soupeerde in gezelschap van Dom. Putman bij eenen Heer Backus (in No 7 BuryCourt, St. Maryaxe) welke hier reeds 20 jaar gestabileerd was geweest, en een Amsterdammer was. Ook trof ik daar eenen Heer Carleburg aan, die voorheen in Middelburg gewoond had.
April 1. Des’namiddags woonde ik in gezelschap van Mr Hillier de vergadering van de House of Commons bij alwaar ik Mr Pitt, Fox, Sheridan, Wilberforce en verscheide andere bekende leden hoorde disputeeren. Ik betaalde een halve Croon voor admissie.
April 3. S’middags at ik bij Mr Armiger en ging s’nadenmiddags met zijn E en Mrs Armiger bij gemelde Mr Grenville Theedrinken, welke Heer ons zowel door speelen diverteerde, als door voor ons op een door hem zelf uitgevonden instrument eenige sommen te cijfferen, twelk zeer frappant was om te zien. Vervolgens bleev ik dien avond bij de Heer A. soupeeren.
April 4. S’middags reed ik met den Heer A. na Hackney, alwaar wij in ons oogmerk om een Heer, die aldaar [44] een School voor doovgeborene heeft, zijn discipelen te zien instrueeren, niet reusseerden. Vervolgens gingen wij bij Dr Sims, Mesdt van de London Medical Society eeten, welke Heer een zeer fraaije bibliotheecq van oude, rare medische boeken, en eerste edities had, vervolgens woonde ik de vergaring der Medical Society bij, en soupeerde daarna bij Mr Armiger.
April 7. S’nademiddags dronk ik Thee bij Dr Leon.
April 8. S’nademiddags gaf ik in gezelschap met Mr Hillier een visite aan eenen Mr Rippon, een Baptist Predikant, die zijn verlangen betuigd had om mij te zien, ten einde ik hem in Correspondentie zou brengen met een of ander Doopsgezind Predikant in Holland, t’geen ik beloofde.
April 9. Voorgenomen hebbende om in gezelschap met Mr Rowntree en Mr Saunders, en met den eerstens Neev, een Advocaat in de Temple, een klein pleiziertochtje te doen, reeden wij, na vooraf eenig koud vleesch etc genuttigd te hebben, ten 2 uuren uit London, (zijnde de Advocaat en ik in een Chaise met een paard, en de twee anderen te paard gezeten) en arriveerden om 4 uuren over Kensington, Brentford etc aan Crawford Bridge, alwaar menschen en Beeste zich een weinig verfristen, en waarna wij verder reeden tot Slough, een dorp 2 mijlen van Windsor gelegen, en waar de vermaarde Dr Herschel woond, bij wien wij belet vroegen om zijne instrumenten te zien, t geen hij ons zeer vriendelijk accordeerde. Zijn grootste Telescoop is 40 voet lang, en 4 voet tien duijm in Diameter, het hangd aan Katrollen tusschen twee bokken, die 50 a 60 voet hoog zijn, en benevens het Telescoop en een huijsje voor d’observateurs [45] op een steene rand in de manier van een molen ronddraaijen kunnen; een kleiner Telescoop van omtrend 20 voet lang, en d’andere apparatus na proportie trok insgelijks onze attentie, doch door geen van beide hadden wij occasie te zien, echter liet de Doctor ons zien door een klein Telescoop van 14 voet lang, hetgeen hij en zijn knecht op wielen voortrolden, en waardoor wij Jupiter ter grootte van vier a vijf duim diameter, benevens drie zijner satellieten zagen. Wij gingen vervolgens in ons logement eeten, en na bed.
April 10. S’morgens reden wij, na ontbeten te hebben over Eaton na Windsor, alwaar wij Windsor Castle bezagen, welks inwendige fraaijheid heel groot is, hoewel er de Koninglijke familje eigentlijk nooit in resideerd, doch in een zeer eenvoudige nieuwerwets gebouw, de Queens Lodge genaamd, en tgeen bij het Kasteel gebouwd is. Dan het uitwendige fraaij van het Kasteel surpasseerd het inwendige grootlijks. Windsor legt zeer vermakelijk aan de Thames in eene groote valey, doch het Kasteel zelve staat op een heuvel, klein in uitgestrektheid, doch aan eenen kant zo steil, dat men in de straten van Windsor rijdende juist onder den voet van hetzelve komt, en dan tegen een bijna loodrechte steilte van omtrent 60 voet hoog opziet, op welke top het Kasteel staat. Het gezicht het geen ik van het Terras zag surpasseerd alles wat ik van dien aart gezien had, loopende dit Terras rond drie zijden van het Kasteel, en verstrekkende hetzelve dikwils voor de Koningl. familje ter wandeling. Wij bezagen hierna de verschillende vertrekken van het Kasteel, welke zeer fraaij waren, uit hoofde van de fraaije schilderijen waarmede hetzelve versierd was. Vervolgens reden wij door Windsor Park na Staines [46] een Dorp zeer fraaij aan den Theems gelegen, alwaar wij aten, en s’nademiddags na Kingston, mede aan de Theems gelegen, reden, alwaar wij ’s nagts sliepen.
April 11. S’morgens gingen wij het Kasteel van Hampton court, omtrent een mijl van Kingston gelegen, bezichtigen. Het Kasteel is een weinig antiquer, doch anders meest in den zelven smaak als Windsor. Hierna reden wij na Richmond een dorp op een hoogen heuvel gelegen, van waar men een fraaij gezicht over het omliggende land heeft, en aten vervolgens te Wandsworth, van waar wij over Dulwich etc na huijs reeden.
April 12. S’middags at ik bij Mr Armiger, en soupeerde met hun Ed. S’avonds bij eene Mr Davies in Queen Square, alwaar ik mij zeer wel diverteerde.
April 14. S’avonds zag ik in Drury lane eene Comedie, A trip to Scarborough and the Spoiled Child.
April 15. S’namiddags dronk ik Thee bij Dr Leon.
April 17. S’morgens deed ik een wandeling in Hydepark en Kensington Gardens, in beide welke plaatsen het vermits de Zondag zeer vol zo wel met koetsen, als met wandelaars was, onder welke laatste ik de Duke of Clarence zag. Vervolgens at ik met Mr Rowntree bij zijn oom te Chelsea.
April 18. S’middags at ik bij Mr Rippon.
April 19. S’nademiddags deed ik eene wandeling na Islington en bracht den avond bij Mr Poole door.
April 20. Zag ik eenen Gramsius tot de Dolphijnen behoorende in den Theems bij de London Bridge gevangen, ’t gene als eene [47] groote bijzonderheid werd aangemerkt. Hij was 14 voet lang.
April 20. S’morgens zag ik op Kennington Common, omtrend 1½ mijl van mijn huijs eenen jongeling van omtrend 20 jaaren wegens het besteelen van scheepen hangen. Dit geschiedde volgens d’oude manier in een kar, met welke de patient tot onder de galg voortreed, alwaar zijn Vader en Broeder op de kar bij hem kwamen om afscheid van hem te neemen. De strop vastgemaakt zijnde, reed de kar van onder hem heen, en omtrend 3 minuten daaraan ontbond de beul op verzoek van 2 vrouwspersoonen zijne handen, waarop gemelde vrouwspersoonen ieder een hand op hun respective boezems en halzen appliceerden, ter genezing van eenige gezwellen, welke aldaar post gevat hadden, en van eenen scrophuleusen aart waren.
April 21. S’morgens deed ik eene wandeling na St James park, alwaar ik noch een gedeelte der exercitie zag.
April 22. S’avonds deed ik eene visite bij Miss Wilcocke. April 24. Zijnde Paasch Zondag. Dien dag zeilde ik in gezelschap van Mr Poole, Mr Bowden, Mr Poole neef van den eersten, Mr Seagur, en mr Adams in een Boeijertje de Rivier voor Wind en Stroom af na Woolwich, alwaar wij aten, en het Koninglijk artillerij daer zagen; hier vonden wij, onder eene groote menigte op den vijand veroverde stukken, etc, ook noch de reliques der platboomde met blik beslagene booten, waarvan de vermaarde Generaal Wolfe zich met zooveel vrugts in de bekende expeditie op Quebec bediende. Vervolgens laveerden wij na huijs [48] onder faveur van eene stevige koelte, die drie mijner reijsgezellen, die nooit gezeild hadden deze tocht hartelijk deden verwenschen.
April 25. S’middags deed ik met Mr Rowntree eene wandeling na eene Herberg, White Conduct House bij Islington.
April 26 – 30. In deze dagen deed ik verscheide afscheidsvisites en dineerde onder anderen bij Armiger.
April 31. S’middags ging ik met Mr Keir (de assistent van Dr. Lowder, het museum van Dr. Will. Hunter)
Transcriptie J. de la Hayze