Dossier: Weeklacht van het stoomjacht Stad Middelburg
Het stoomjacht Stad Middelburg werd op 28 december 1852 te water gelaten op de scheepswerf van Fop Smit onder Nieuwlekkerland. Gebouwd voor de vaart tussen Middelburg en Rotterdam, kampte het schip op 5 juni 1853 opeens met machineproblemen. Passagiers en goederen werden toen overgezet op de stoomboot Stad Zierikzee.
Afgeluisterde Wee-klagt van het Nieuwe !! Snelvarende !! ijzeren!! Stoomjagt !!
Stad Middelburg
Verschrikk’lijk is het lot, dat mij toch is beschoren,
(zoo deed “Stad Middelburg” haar stemme gistren hooren)
’k geniet het leven pas , ’k ben in mijn prilste jeugd
en ach! ik lij slechts pijn, ’k heb smart in plaats van vreugd.
’k heb ’t water in mijn borst, mijn vochten zijn ontstoken
en gist’ren heb ik nog mijn waterblaas(1) gebroken
ik heb de binnenkoorts, mijn gansche ligchaam zweet
En morgen, O! welk lot! word ik geopereerd (2)
Dan breekt men mij het lijf aan groote en kleine stukken
en ten gevolg hiervan, loop ik misschien op krukken
mijn gansche ligchaam wordt al meer en meer verzwakt
en mijne ééne zij is reeds geheel verzakt
en dat ’s mijn ligchaam, slechts maar dan die ziele plagen
doorvlijmen mij het hart, verkorten mijne dagen
Ja! gist’ren moest ik nog het droevig schouwspel zien
dat een bejaarde vrouw, haar bijstand mij kwam biên.
[1v] mijn Zierikzeesche zus, bezwaard met tal van jaren
heeft gistren in mijn plaats, nog in de buut gevaren
O! gruwel! in mijn plaats! ik die nog jeugdig ben
pas ‘t daglicht heb aanschouwd en naauw mijn zaken ken.
Ik moest op zulk een wijs met haar dan kennis maken!
Van diepe schaamt’ voel ik mijn aangezicht thans blaken
Ik zag haar henen gaan, gekleed in ’t blaauw en ’t zwart
Heel op haar Zondags O! wat ging mij dat aan ’t hart!
Ik lag op ’t ziekbed neêr en kermend te versmachten
in weêrwil van mijn jeugd, mijn pas ontloken krachten!
en zij, die oude vrouw! stoof deftig mij voorbij
als was z’een jonge maagd, zoo vergenoegd en blij.
Neen, neen, hoe oud ik word’ ik zal het niet vergeten
dat zij, die over mij grootmoeder wel kan heeten
mij heeft beschaamd en hoe men haar nog dank bewijst
en haar belang besteed, om mij te helpen prijst
O! neen dat is te veel, mijn hart kan ’t niet verzwelgen
‘k zie liever van de lijst der levenden mij delgen
want zeker is het, dat ik liever t leven derf
dan dat ‘k op zulk een wijs wel duizend dooden sterf
O! Vader van den Bosch, laat me als je blieft maar zinken
en op een diepe plaats, maar in ’t geheim verdrinken
7 Junij 1853
(1) de heetwaterban
(2) de operatie schijnt tot nader order te zijn uitgesteld